Reactie
Reactie op ‘Afschaffing (niet-girale) aandelen aan toonder’ van prof. mr. W.J.M. van Veen in WPNR 2019/7244 en reactie op kosteninschatting in Memorie van Toelichting
De Wet omzetting aandelen aan toonder is op 1 juli 2019 in werking getreden.1 Van Veen zet in
zijn WPNR artikel op een overzichtelijke wijze de belangrijkste implicaties van deze wet uiteen. In
het artikel gaat hij ook kort in op de situatie waarbij aandelen aan toonder al vóór 1 juli 2019
bij een statutenwijziging zijn omgezet in aandelen op naam. Ik noem dit voor het gemak “oude
omzettingen”. Van Veen deelt mede dat hij in de wet geen passages heeft aangetroffen die op
oude omzettingen van toepassing zijn. Naar de letter van de wet en de strekking vallen volgens
Van Veen oude omzettingen onder het toepassingsbereik van art. 2:82 lid 5-9 BW. Hij voegt
daaraan toe dat, hoewel art. 2:82 lid 3 BW strikt genomen niet van toepassing is, naar zijn mening
de aankondiging in een landelijk verspreid dagblad dat de aandelen aan toonder worden
omgezet en dat de houders van aandeelbewijzen hun stukken moeten inleveren om zich te laten
registreren als aandeelhouder op naam ook voor oude omzettingen zou moeten gebeuren.
Anders dan Van Veen meen ik dat vennootschappen die al eerder hun toonderaandelen hebben
omgezet in aandelen op naam niet verplicht zijn een dergelijke aankondiging in een landelijk
verspreid dagblad te doen. Een statutenwijziging is voor oude omzettingen niet meer nodig. De
aandelen aan toonder zijn immers al eerder bij een statutenwijziging omgezet in aandelen op
naam. Mogelijk staan er wel nog aandeelbewijzen uit. De aankondiging in art. 2:82 lid 3 BW is
volgens de tekst alleen van toepassing in geval van statutenwijzigingen met omzettingen na
1 juli 2019. Voor oude omzettingen geldt dat de algemene vergadering al eerder besloten heeft
tot de omzetting van de toonderaandelen. Aandeelhouders kunnen geacht worden daarvan
op de hoogte te zijn. Dergelijke oude omzettingen hebben in het verleden regelmatig plaatsgevonden
bij beursvennootschappen. Zij hebben geen aandelen aan toonder meer dus een
omzetting is niet meer nodig. De aandeelbewijzen die nog niet zijn ingeleverd zijn vaak zoekgeraakt.
In de statuten van die vennootschappen staat vaak een artikel aan het slot met een
herhaling van de tekst van het oude art. 2:82 lid 4 BW. Daarin staat dat de houders van de aandeelbewijzen
de bewijzen moeten inleveren bij de vennootschap en dat zij de aan het aandeel
verbonden rechten niet kunnen uitoefenen tot na de inlevering van de aandelenbewijzen. Het
nieuwe art. 2:82 lid 5 BW bevat het oude art. 2:82 lid 4 BW. Het nieuwe lid 5 is naar de letter niet
van toepassing op oude omzettingen. Lid 5 ziet op nieuwe omzettingen; het opschorten van de
rechten geldt dan voor de gevallen waarbij aandelen door een statutenwijziging of van
rechtswege op naam worden gesteld zonder dat de aandeelbewijzen zijn ingeleverd. Bij oude
omzettingen zijn de aandelen namelijk al omgezet op naam en blijven de rechten in ieder
geval bij een “statutaire opschortingsregeling” opgeschort. Ik neem graag aan dat het de
bedoeling is geweest om de opschorting van het nieuwe lid 5 ook van toepassing te laten zijn op
oude omzettingen. Alleen is het jammer dat het niet zo is opgeschreven dat dit lid ook geldt voor
oude omzettingen waarbij een aandeelbewijs nog niet is ingeleverd.
Op oude omzettingen zijn volgens Van Veen wel de leden 6 tot en met 9 van art. 2:82 BW van
toepassing. Dat ben ik graag met hem eens. Het gaat daarbij niet meer om de omzetting
maar alleen om regelingen ten aanzien van nog niet-ingeleverde aandeelbewijzen. De regeling
werkt ook zuiverend voor oude omzettingen zodat de problematiek van niet-ingeleverde
aandeelbewijzen ook bij oude omzettingen wordtopgelost. Als het aandeelbewijs na een oude
omzetting niet uiterlijk op 31 december 2020 bij de vennootschap is ingeleverd, wordt dat bewijs
om niet verkregen door de vennootschap, zelfs als de statuten een verkrijging van eigen
aandelen uitsluiten of beperken. De vennootschap wordt dan geregistreerd als aandeelhouder
in het register. Een aandeelhouder kan zich nog 5 jaar lang na de verkrijging door de vennootschap
met een aandeelbewijs bij de vennootschap melden. Hij heeft dan recht op een
vervangend aandeel op naam van de vennootschap. De vennootschap mag het aandeel
waarvoor een aandeelbewijs niet tijdig is ingeleverd na het verstrijken van die 5 jaar
vervreemden. Op deze wijze kan de vennootschap de aandelen waarvan de aandeelbewijzen
zijn zoek geraakt uiteindelijk zelf te gelde maken. Een aankondiging in een landelijk
verspreid dagblad met een oproep tot het inleveren van de aandeelbewijzen is mijns inziens
voor oude omzettingen niet verplicht. Statutaire bepalingen met verwijzingen naar aandeelbewijzen
die nog in omloop zijn, kunnen in ieder geval worden geschrapt na 2 januari 2026 (5 jaar na de
verkrijging om niet op 1 januari 2021).
Het achterwege laten van de advertentie bij oude omzettingen zal de vennootschap weer wat
geld besparen. Dit klinkt wat cynisch – dit houdt geen verband met de reactie op het artikel van
Van Veen – maar het houdt verband met het volgende. Tegenwoordig wordt in wetsvoorstellen
een schatting opgenomen omtrent de kosten ten einde te voldoen aan de wetswijziging. Zo
ook in de Memorie van Toelichting bij het voorstel van de Wet omzetting aandelen aan
toonder. Daarin staat dat de kosten voor de statutenwijziging bij de notaris worden geschat
op circa 450 euro per vennootschap. Je vraagt je als notaris af hoe deze berekening tot stand is
gekomen. Is dat de prijs die een gemiddeld kantoor rekent of is zonder nadere uitleg een
notaris gebeld met de vraag wat een partiële statutenwijziging kost? Van een notaris zal
worden verlangd dat hij niet alleen een concept akte van statutenwijziging opstelt maar dat hij
de cliënt ook adviseert. De notaris zal niet kunnen volstaan met een statutenwijziging
waarin hij alleen de toonderaandelen wijzigt in aandelen op naam. Ook andere regelingen in
de statuten zullen zeer waarschijnlijk moeten worden aangepast. Daarbij valt te denken aan
de oproepingsvoorschriften voor de algemene vergadering. Dat de schatting die de overheid
heeft gegeven, in de praktijk niet juist is en te laag is, is voor het notariaat duidelijk maar niet
voor degene die op afstand staat. Verder staat in de Memorie van Toelichting dat voor het
organiseren van de aandeelhoudersvergadering geen kosten worden berekend omdat de statutenwijziging
kan meelopen met de jaarlijkse algemene vergadering. Een onjuiste constatering
lijkt me. Vennootschappen zullen hun jaarlijkse algemene vergadering al vóór 1 juli hebben
gehouden en volgens mij is er nauwelijks geanticipeerd op de wet die op 1 juli jl. in
werking is getreden. Ook bij de oproep tot de algemene vergadering zal de notaris vaak als
adviseur optreden.
De verantwoording over de kosten in wetsvoorstellen laat te wensen over. De totale kosten voor
het bedrijfsleven die regelmatig als schatting worden genoemd zijn hierdoor ook niet de
daadwerkelijke kosten. Het gaat te ver om hier al die wetsvoorstellen op te sommen. Graag roep ik
de beleidsmakers op om een realistischer beeld te schetsen omtrent de te verwachten kosten in
een wetsvoorstel.
Mr. J.D.M. Schoonbrood*
*Notaris te Amsterdam
([email protected]).