STICHTINGSRUBRIEK
Veilen op grond van vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Twee procedures rond één weiland
Op 17 mei 2016 heeft het hof Den Bosch een arrest gewezen dat van groot belang is voor het passeren van notariële akten op basis van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.[1]Waar ging het over?[2]
De rechtbank Maastricht veroordeelt X tot betaling van € 1 miljoen aan 3.L. Projectontwikkeling B.V. (hierna: 3L) wegens de ontbinding van een overeenkomst. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Nog voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan gaat 3L over tot executoriale verkoop van een aan X in eigendom toebehorend weiland. Het geëxecuteerde weiland wordt hierop gegund aan Y, de hoogste bieder op de veiling. De veilingopbrengst bedraagt circa € 20.000 (incl. de veilingkosten van circa € 7.000). X laat het daar echter niet bij zitten en gaat tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht in hoger beroep. Het hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van X tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht gegrond en vernietigt het vonnis van de rechtbank. Omdat het weiland intussen executoriaal is verkocht en geleverd aan Y, vordert X vervolgens bij de rechtbank Oost-Brabant ontruiming het weiland door Y.[3] De rechtbank Oost-Brabant stelt voorop dat 3L destijds aan het uitvoerbaar verklaarde vonnis van de rechtbank Maastricht zonder meer de bevoegdheid ontleende executoriaal beslag te leggen en over te gaan tot veiling van het weiland. 3L had niet een eigen recht (eigendom) op de zaak en was dus niet uit dien hoofde beschikkingsbevoegd, maar ontleende aan het vonnis de wettelijke bevoegdheid te executeren. Door de inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing in de openbare registers verkreeg Y op grond van art. 525 Rv vervolgens de eigendom van het weiland. De vernietiging van het vonnis van de rechtbank Maastricht raakt naar het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant de door Y verkregen eigendom niet, omdat in de verhouding tot Y de bevoegdheid van 3L tot executie niet achteraf aan de hand van het tussen X en 3L gewezen arrest van het hof Den Bosch moet worden beoordeeld of bezien, maar slechts op het moment dat de eigendom als gevolg van art. 525 Rv overging, ter gelegenheid van de kwijting voor voldoening van de koopprijs. Een ander oordeel zou in de verhouding ten opzichte van derden te zeer afbreuk doen aan het wettelijk systeem van de uitvoerbaarheid bij voorraad, aldus nog steeds de rechtbank Oost-Brabant. Wederom laat X het hier niet bij zitten en gaat in hoger beroep bij het hof Den Bosch.
Hof Den Bosch 17 mei 2016
Het hof Den Bosch stelt voorop dat krachtens HR 25 januari 2008, NJ 2008/66 (Ontvanger/Brink) ook in geval van executoriale verkoop van onroerende zaken de verkrijging op grond van art. 3:80 lid 3 BW plaatsvindt door overdracht. Dit betekent dat sprake moet zijn van een levering krachtens geldige titel, verricht door iemand die bevoegd is over het goed te beschikken. Indien in dit stelsel van overdracht niet is voldaan aan een van de drie genoemde vereisten, is geen sprake van eigendomsoverdracht.[4]
Omdat uit de veilingvoorwaarden bleek dat de veiling plaats vond op basis van een executoriaal beslag mag een veilingkoper niet voetstoots aannemen dat wordt geveild op basis van een onherroepelijke executoriale titel. Veilingkopers worden geacht te weten dat op grond van een dergelijke titel mag worden geveild, omdat deze titel bijvoorbeeld uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, maar dat dergelijke titels (nog) niet onherroepelijk zijn. Indien een veilingkoper nalaat aan de veilingnotaris te vragen of de betreffende titel onherroepelijk is, komt dit voor zijn risico. Gebleken is dat de op dag van inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing nog bestaande executoriale titel van de verkoper 3L achteraf bezien nooit heeft bestaan. Door de vernietiging van het vonnis nadien wordt dit vonnis achteraf bezien geacht nooit te zijn gewezen.[5] Het hof ziet geen rechtsregel waaruit kan worden afgeleid dat in een geval als het onderhavige het feit dat die titel geacht moet worden nooit te hebben bestaan, niet aan een veilingkoper als Y kan worden tegengeworpen.
Het hof ziet evenmin andere regels of gronden die met zich brengen dat Y zou moeten worden beschermd tegen het feit dat achteraf blijkt dat de executoriale titel op grond waarvan 3L het weiland liet veilen, niet blijkt te bestaan. Die reden kan ook niet worden gevonden in het voorkomen dat te zeer afbreuk wordt gedaan aan het wettelijk systeem van de uitvoerbaarheid bij voorraad. Er is slechts sprake van een bij wet aan een partij gegeven mogelijkheid om te vorderen dat een veroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
De conclusie van het hof is dat 3L nooit een executoriale titel heeft gehad op grond waarvan zij het weiland mocht veilen, zodat bij gebreke van beschikkingsbevoegdheid van de verkoper op de veiling Y geen eigenaar is geworden van het weiland. En zo bleef X eigenaar van het weiland. Een goede zaak volgens mij.
Waarom is het arrest van hof Den Bosch een goede zaak?
In zijn noot onder het arrest van het hof Den Bosch van 17 mei 2016 schrijft Steneker:
‘Praktisch betekent dit dat tenuitvoerlegging van een executoriale titel, uitvoerbaarheid bij voorraad ten spijt, pas realistisch is nadat de titel in kracht van gewijsde is gegaan. Dit is mijns inziens een onwenselijke uitkomst. Het lokt uit dat in kansloze zaken zo lang mogelijk wordt doorgeprocedeerd. Als een vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zou de beslaglegger het vonnis ook hangende een hoger beroep daadwerkelijk ten uitvoer moeten kunnen leggen.’[6]
Steneker is van mening dat de geëxecuteerde zich kan verweren in de procedure zelf, in hoger beroep (art. 351 Rv) of in een afzonderlijk executiegeschil (art. 438 lid 2 Rv). In deze zaak is overigens de door X ter voorkoming van de executie ingestelde vordering in kort geding afgewezen. Ik juich de uitspraak van het hof Den Bosch echter toe. Het hof voorkomt dat X zijn weiland kwijtraakt vanwege de executie voor een schuld die achteraf niet blijkt te bestaan. Als ‘definitieve’ veiling op basis van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis mogelijk zou zijn, zou het gevolg kunnen zijn dat de geëxecuteerde een goed uit zijn vermogen ziet verdwijnen dat hij nooit meer terug kan krijgen.[7] Dit risico is groter naar mate het geëxecuteerde goed zeldzamer is. Een klassieke auto is doorgaans zeldzaam. Het wederom verkrijgen van een dergelijke auto zal niet meevallen, ook al bestaan van de zelfde auto meerdere exemplaren. Een eenmaal uit het vermogen verdwenen onroerende zaak zal doorgaans echter nooit meer terugkeren tot het vermogen, elke onroerende zaak is immers uniek. De kans dit goed nog ooit terug te kopen moet als non-existent worden beschouwd. Als daarvoor een schadevergoeding wordt betaald, is dat nimmer een afdoende compensatie voor dat verlies. Ik heb liever het risico van langdurige procedures dan het risico van onomkeerbaar eigendomsverlies.[8] Het bepaalde in art. 3:80 lid 3 BW behoort ook bij veiling te gelden.
De positie van de notaris
Hoe zit het met de positie van de notaris? Doordat de beslaglegger niet beschikkingsbevoegd blijkt te zijn geweest, heeft dat tot gevolg dat geen eigendomsoverdracht tot stand is gekomen. Wel zijn de veilingprijs en de veilingkosten voldaan.
Voorop wil ik stellen dat de notaris volgens mij terecht niet heeft geweigerd de executie van het weiland ter hand te nemen. De rechtbank had immers gesproken en haar uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard.[9] Het is dan niet meer aan de notaris het oordeel van de rechter te behoordelen.[10] Wellicht anders ligt de vraag naar de handelwijze van de notaris tijdens de veiling. Uit de uitspraak van het hof blijkt dat de koper op de veiling uit de veilingvoorwaarden had kunnen begrijpen dat geveild werd op grond van een nog niet in kracht van gewijsde gegaan vonnis. Of de notaris dit ook tijdens de veiling naar voren heeft gebracht blijkt niet.[11] De vraag is of de notaris dat had behoren te doen. Ik ben van mening dat de notaris dit uitdrukkelijk hoort te melden.[12] Een koper op de veiling zal zich immers niet bewust zijn van de wankele titel[13] waaronder hij het goed verkrijgt en het is de taak van de notaris hem te behoeden voor juridische onkunde.[14] Het gevolg zal zeer waarschijnlijk zijn dat er op de veiling geen koper zal blijken te zijn. Ook dit zal de notaris vooraf aan de executant dienen mee te geven.
Ook de executant komt er niet zonder kleerscheuren vanaf. De executant zal de veilingkoper schadeloos moeten stellen. Deze koper heeft immers niet alleen de koopprijs onverschuldigd betaald, maar ook de veilingkosten. Aan de gevolgen van betalingsonmacht bij de executant kan nog een heel artikel in dit blad worden gewijd. De teruggave van de overdrachtsbelasting geheven op de levering van het weiland zal waarschijnlijk het minst bezwaarlijk zijn. Art. 19 lid 1 letter b Wbr is van toepassing zodat de overdrachtsbelasting door de belastingdienst zal worden teruggegeven als de toestand van voor de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld. Laat het arrest van hof Den Bosch een waarschuwing zijn voor iedereen die wil executeren op grond van een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
De vraag dringt zich op of de hele affaire had kunnen worden voorkomen. Bijvoorbeeld doordat de notaris de executant vooraf wijst op de risico’s van het niet onvoorwaardelijke vonnis. Maar wellicht was de executant niet voor rede vatbaar. Als dat juist is, is dat des te meer reden tijdens de veiling te wijzen op het niet in kracht van gewijsde zijn van het vonnis.
Mr. T.F.H. Reijnen*
* Als docent verbonden aan het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit Nijmegen alsmede aan een notarieel advieskantoor te Amsterdam.
[1] Hof Den Bosch 17 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1933, JOR 2016/217 met annotatie van mr. A. Steneker.
[2] De feiten en rechtsoverwegingen zijn voor een belangrijk deel rechtstreeks overgenomen uit de genoemde uitspraken.
[3] Rechtbank Oost-Brabant 23 juli 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:4155.
[4] Behoudens in het geval van art. 3:88 BW. Die beschermingsbepaling speelt in dit geval echter geen rol.
[5] HR 11 februari 1994, NJ 1994/651 (Van Kooten/Wilmink).
[6] JOR 2016/217.
[7] De Hoge Raad is in het verleden niet gevoelig gebleken voor dit argument, HR 28 mei 1993, NJ 1993/468. Zie over dit arrest (en nog veel meer belangwekkende onderwerpen) J.C. van Straaten, Perikelen rond beslag op en executie van vonnissen met betrekking tot onroerende zaken: een bloemlezing, WPNR 2015/7066.
[8] Met de vernieuwing van het procesrecht zal dit probleem ook kleiner worden. Verder is de wettelijke rente een stevige stok achter de deur.
[9] Ook als een vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is kan het ten uitvoer worden gelegd zolang geen rechtsmiddel is ingesteld dat de executie schorst. Het gevolg is dus dat een notaris in beginsel altijd moet meewerken aan de uitvoering van een vonnis.
[10] Vgl. J.C.H. Melis, De Notariswet, achtste druk bewerkt door B.C.M. Waaijer, Deventer: Kluwer 2012, p. 49. Zie ook Rechtbank Overijssel (team kanton) 24 september 2013, nr 426944 CV EXPL 13-72, Notafax 2014/264. Deze situatie mag niet verward worden met de situatie dat een notaris gevraagd wordt mee te werken aan een nietige of vernietigbare rechtshandeling. Iedereen is gehouden aan het vonnis van de rechter, dat dit vonnis niet onherroepelijk is, doet daar niet aan af. Bij nietigheid of vernietigbaarheid moet de notaris zelf oordelen wat volgens hem rechtens is.
[11] Waarschijnlijk niet, het hof overweegt in r.o. 7.6: ‘Indien een veilingkoper nalaat aan de veilingnotaris te vragen of de betreffende titel onherroepelijk is, komt dit voor zijn risico.’
[12] Zo ook Steneker in zijn noot onder het arrest in JOR 2016/217.
[13] Even wankel is uiteraard de titel als ter uitvoering van een niet onherroepelijk vonnis een zaak wordt geleverd. Zie HR 2 december 1966, NJ 1967/353, waarin werd geleverd ter uitvoering van een kort geding vonnis. Door de andersluidende beslissing van de bodemrechter komt de rechtsgrond aan de eigendomsoverdracht te ontvallen, en heeft er in verband met het causale stelsel geen eigendomsoverdracht plaatsgevonden. Zie hierover A.A. van Rossum, Aansprakelijkheid voor de tenuitvoerlegging van vernietigde of terzijde gestelde rechterlijke beslissingen (diss. Nijmegen), Deventer: Kluwer 1990, p. 18-19.
[14] HR 20 januari 1989, NJ 1989/766 (Groningse huwelijksvoorwaarden).