Reactie
Reactie op “What’s in a name?” van mr. H.M.I.Th. Breedveld en mr. L.W. Kelterman en “Waarom terstond inschrijven geen gevolgen heeft voor uitbetaling derdengelden” van mr. W. Louwman en mr. J. Vos, WPNR (2009) 6817
Inleiding
1. Onder de titel “What’s in a name?” bediscussiëren Breedveld, Kelterman, Louwman en Vos in WPNR 6817 mijn bijdrage “KIK en beroepsaansprakelijkheidsverzekering” 1. In die bijdrage beantwoord ik de vraag wanneer de notaris mag overgaan tot uitbetaling van de gelden door dat tijdstip te koppelen aan het moment van fiattering 2. De heren geven in hun bijdragen blijk van een goede smaak voor Shakespeare. Zowel uit Romeo and Juliet als uit King Henry VI3 wordt geciteerd. Typerend is dat het meest bekende werk van Shakespeare, te weten Hamlet, niet aan de orde komt.
2. Een van de meest bekende en vaakst gebruikte citaten in de wereldliteratuur is “To be, or not to be” 4. In Hamlet, Act III, Scene I is Ophelia op het toneel. Hamlet spreekt vanachter de coulissen. In de eerst bekende versie 5 luidt het citaat:
“To be, or not to be, To Die, to sleepe, is that all?
In mijn beleving geeft dit citaat beter weer waar de discussie over gaat. Is de koper nu wel of niet eigenaar? Als de notaris te vroeg betaalt, dan dekt de beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet (to die). Ondertussen dut het notariaat in.
Beleidsregel uitbetaling gelden 6
3. Breedveld en Kelterman bespreken in hun bijdrage de door mij opgeworpen vraag wanneer de notaris mag overgaan tot uitbetaling van de gelden. Hun argumentatieschema is anders dan de mijne doch de uitkomst is hetzelfde. Ik zie hun bijdrage als een versterking van mijn visie dat de huidige beleidsregel niet deugt.
De reactie van Louwman en Vos als de bewaarders van het Kadaster is verrassend 7. Kort samengevat komt de visie van Louwman en Vos erop neer dat met het Bewijs van Inschrijving (hierna BVI) de inschrijving in de zin van boek 3 Burgerlijk Wetboek is afgerond; wat erna al dan niet gebeurd is in hun visie voor de constatering van het rechtsfeit niet relevant. Na de ontvangst van het BVI kan aldus – althans dat is hun stelling – meteen worden uitbetaald. Hiermee wordt wel een andere rechtsvraag opgeroepen: wanneer is in de betekenis van art. 22 boek 3 Burgerlijk Wetboek een feit in de openbare registers ingeschreven?
4. Ter toelichting nog het volgende. Naar ik heb begrepen wordt in de ons omringende landen bij verkoop van registergoed pas het geld aan de verkoper uitbetaald als de koper een eigendomsbewijs heeft ontvangen en alles verder in orde is. De procedure om van de verkoop tot een eigendomsbewijs te komen kan maanden tijd vergen. Helaas moet ter wille van de rechtszekerheid in die buitenlanden de verkoper wachten op zijn geld.
In een grijs verleden en om voor mij onbekende redenen is het Nederlandse notariaat ongeduldig geworden en is terstond na de verkoop al overgegaan tot uitbetaling. Dit gebruik is in het arrest Baarns Beslag 8 afgestraft.
Na gemeld arrest is het notariaat gaan werken met de drietrapsraket: eerste inzage, herrecherche en narecherche. Tot de invoering van Web Elan kreeg de verkoper de volgende werkdag na de verkoop al zijn opbrengst terwijl koper soms wel maanden op zijn eigendomsbewijs diende te wachten.
Naast de vraag wanneer zekerheid omtrent de levering vrij van hypotheken en beslagen bestaat zodat de notaris mag uitbetalen, rijst de vraag wanneer een inschrijving is afgerond. Die vraag is niet in het arrest Baarns Beslag beantwoord.
Inschrijving rechtsfeit
5. Volgens art. 89 boek 3 Burgerlijk Wetboek geschiedt de levering van een onroerende zaak door de inschrijving van de akte in de openbare registers. Louwman en Vos beschrijven in hun bijdrage die inschrijving.
Een inschrijving begint met een toekenning van een nummer (Bewijs van Ontvangst). Dit nummer wordt als een signalering aan het kadastrale perceel gekoppeld doch het kadastrale perceel blijft op naam van verkoper. Bij hypotheken wordt de nieuwe hypotheek niet als een nieuwe inschrijving geadministreerd.
Daarna wordt gecontroleerd of de ingeschreven akte voldoet aan alle formaliteiten. Bij een positief resultaat volgt een BVI. De signalering zelve verandert niet van status.
Nadien, doch uiterlijk binnen vier werkdagen, wordt de signalering door een administratieve verwerking, lees fiattering omgezet in de inschrijving.
6. Volgens Louwman en Vos is reeds met het verzenden van het BVI de inschrijving afgerond. De stelling van Louwman en Vos is dat met het BVI de inschrijving een feit is en de levering heeft plaatsgevonden. Dit is mijns inziens niet juist: pas na afronding van de kadastrale registratie (lees: fiattering) is een inschrijving afgerond en pas dan heeft de levering plaatsgevonden. Er moge dan wel een toekenning van een deel en nummer hebben plaatsgevonden (lees: BVI) doch eenieder die na het BVI doch vóór de fiattering een inzage doet ziet ook dat de ter inschrijving aangeboden akte slechts een signalering is 9. Het registergoed staat nog op naam van de verkoper en de nieuwe levering en hypotheek zijn nog géén inschrijvingen. Het Kadaster vermeldt ook niet dat het inschrijvingen zijn.
Een akte die wel een juridisch en technisch onherroepelijk deel en nummer heeft – “de inschrijving” van Louwman en Vos – doch die (nog) niet is of wordt verwerkt in de kadastrale boekhouding is géén inschrijving. Dit is geen spel van woorden; de bouw van een woning is niet klaar als het huisnummer door de Gemeente wordt toegekend (BVI) doch pas wanneer de sleutels worden overhandigd (fiattering).
Het Nederlandse notariaat is nog steeds ongeduldig en wil eerder uitbetalen. Alsdan heeft de Beleidsregel 10 nut alhoewel fout geformuleerd. Anders gezegd: zou inderdaad met het BVI de inschrijving al zijn afgerond dan heeft die beleidsregel geen nut want dan is koper al eigenaar en is afdoende zekerheid dat de notaris in de betekenis van het arrest Baarns Beslag kan uitbetalen.
7. Dat de inschrijving met het BVI nog niet is afgerond blijkt ook uit het fenomeen van de zogeheten vierde of slotrecherche. Na de ontvangst van het BVI gaat de notaris de narecherche verrichten. Helaas: de woning staat nog op naam van verkoper en de nieuwe hypotheek van koper staat nog niet ingeschreven. Op basis van slechts signaleringen neemt het Nederlandse notariaat de gok 11 om al vast te gaan uitbetalen.
De notaris vertrouwt de huidige situatie echter niet en gaat na de fiattering nog een keer kijken in het Kadaster 12. Dit is naar mijn mening onzinnig want het geld is al uitgeboekt.
8. Ook Breedveld en Kelterman geven in hun bijdrage aan dat zij zekerheid wensen of de koper wel eigenaar is geworden 13. Onder het motto “Suspicion always haunts the guilty mind” 14 wil het Kadaster die zekerheid niet bieden. Logisch, want het Kadaster heeft geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering die zo’n gok kan dragen en de Staat der Nederlanden is geen gekke Henkie.
Hamlet en Machiavelli
9. Hamlet was geobsedeerd door de gedachte om zijn oom te doden. Hij aarzelt echter en blijft redenen verzinnen om niet tot actie over te gaan. Ook het Kadaster verzint redenen het BVI veilig te stellen en geen verdere actie te behoeven ondernemen.
Als goede volgers van ook Machiavelli verbreden Louwman en Vos het vraagstuk wanneer de notaris eerder dan de afronding van de inschrijving al kan overgaan tot uitbetaling door het vraagstuk over de Beleidsregel uitbetaling gelden uit te breiden met de vraag voor wie de rente in de tussenliggende tijd is als pas na fiattering wordt uitbetaald. Hiermee geven Louwman en Vos impliciet aan dat Breedveld, Kelterman en ik gelijk hebben dat pas na fiattering uitbetaald mag worden.
10. Na het passeren van de akte is de koper (of de hypotheeknemer) niet meer tot het geld gerechtigd. Pas na de inschrijving (lees: de fiattering) is de verkoper tot het geld gerechtigd. In de tussenperiode is de notaris houder van het geld onder ontbindende en opschortende voorwaarde én tijd voor beide partijen. Nu niemand de rente bij de notaris kan opvorderen behoeft geen rente te worden uitbetaald.
11. Ik merk op dat het de keuze van partijen is het geldverkeer via de notaris te laten verlopen. Volgens art. 26 boek 7 Burgerlijk Wetboek dient het verschuldigde slechts uit de macht van koper te zijn. Partijen en de bewaarder van het geld kunnen onderlinge renteafspraken maken. Ook merk ik op dat vandaag de dag de renteopbrengst nagenoeg nihil is. Na aftrek van de administratiekosten zal een verkoper feitelijk dienen bij te betalen.
Ten slotte
12. Louwman en Vos maken in hun reactie onder de noemer vooruitgang reclame voor het programma Ketenintegratie Inschrijving Kadaster (KIK). Ik vraag mij af of dit wel de juiste vooruitgang is. Bij KIK wordt nog wel een akte ingeschreven doch het Kadaster verwerkt uitsluitend en louter digitaal de aangeleverde mutatievelden. De notaris is voor die mutatievelden verantwoordelijk. Als we echt naar de toekomst kijken dan kan met rede de vraag worden gesteld wat de betekenis nog is van die notariële tussenkomst. Kunnen makelaars, advocaten, accountants of banken niet ook die mutatievelden aanleveren? De akte is maar een lastig aanhangsel geworden.
Mr. G.G. Zwanikken*
* Notaris te Velp.
([email protected])
1. Juridische berichten voor het Notariaat 2008 nummer 67.
2. Met fiattering bedoel ik aan te geven dat het Kadaster de ingeschreven akte volledig heeft gecontroleerd én gemuteerd in de kadastrale administratie. Volgens het Kwaliteitshandvest is het streven – dus geen garantie – dat het Kadaster uiterlijk binnen vier werkdagen fiatteert.
3. In de voetnoot van gemelde bijdrage van Louwman en Vos wordt foutief verwezen naar een ander stuk van Shakespeare, te weten King Henry IV.
4. William Shakespeare, Hamlet, Act III, Scene I.
5. First Quarto
6. Beleidsregel vastgesteld door het bestuur van de KNB per 2 juni 2006, aangevuld per besluit van 12 december 2007.
7. De notarissen staan gelijk Ophelia op het toneel. Het Kadaster gaat gelijk Hamlet vanachter de coulissen opeens de notariële vraag beantwoorden wanneer de notaris mag uitbetalen.
8. Hoge Raad 30 januari 1981, NJ 1982, 56 alwaar onder meer is overwogen:
‘De bescherming van de koper kan daartegenover worden bereikt doordat de notaris de doorbetaling van de koopprijs aan de verkoper ophoudt, totdat zekerheid omtrent de levering vrij van hypotheken en beslagen bestaat.’
9. In begrijpelijk Nederlands: we zijn er meer bezig. Het Kadaster gebruikt ook zelf de term signalering en niet inschrijving!
10. Zie noot 6.
11. Volgens Storm wordt de gok afgedekt door de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, Mr J.J. Storm, Reactie op mijn bijdrage “KIK en beroepsaansprakelijkheidsverzekering”, Juridische berichten voor het Notariaat 2008 nummer 67.
12. Volgens de in mijn bezit zijnde gegevens van het Kadaster doen steeds meer notarissen die vierde recherche.
13. “To be, or not to be: that is the question”, William Shakespeare, Hamlet, Act III, Scene I in de latere versie.
14. William Shakespeare, King Henry the Sixth, Part 3, Act 5, Scene 6.
Naschrift
De heer Zwanikken 1 wil de koopsom langer vasthouden omdat volgens hem pas “na afronding van de kadastrale registratie (lees: fiattering)” de inschrijving is afgerond.
Ook lijkt hij van mening dat de verkrijger pas eigenaar kan worden na bijwerking van de registratie. In reactie hierop merken wij het volgende op, verdeeld in 3 onderdelen.
1. Juist toepassen van de terminologie
Zwanikken lijkt de terminologie, zowel administratief als juridisch, niet zuiver toe te passen.
In hoofdstuk 2 Kadasterwet is onder andere de inschrijving in de openbare registers geregeld Dit betreft het door de bewaarder opnemen in de openbare registers als bedoeld in art. 3:16 BW. Aangezien de stukken feitelijk, nog voorafgaande aan beoordeling, in die registers zijn opgenomen, is in art. 12 Kadasterwet bepaald dat zo een stuk pas als ingeschreven geldt nadat de bewaarder een aantekening aan dat stuk heeft toegevoegd. De bewaarder stelt die aantekening zodra hij heeft geconstateerd dat het stuk voldoet aan de voor inschrijving geldende vereisten. Aldus voldoet hij aan het bepaalde in art. 3:19BW waarin wordt bepaald dat terstond moet worden ingeschreven. In hoofdstuk 3 van de Kadasterwet is de Basisregistratie Kadaster geregeld. In art. 48, tweede lid, onder g is bepaald dat ten aanzien van een eigenaar en een beperkt gerechtigde een verwijzing naar alle in de openbare registers ingeschreven of geboekte stukken moet worden opgenomen. Deze verwijzing geschiedt in eerste instantie als ‘signalering’ indien en zodra door de notaris een akte ter inschrijving is aangeboden en deze akte door het kadaster is ontvangen. De akte wordt daartoe bekend gemaakt bij het in de akte vermelde kadastrale perceel, die uiteindelijk wordt gefiatteerd.
Zwanikken verwisselt de term ‘inschrijving’ zoals deze in het Burgerlijk Wetboek wordt gehanteerd 2met de term ‘fiattering’3. Laatstbedoelde term heeft echter niets met de inschrijving van doen, zoals we reeds hebben uitgelegd in onze reactie op het artikel van Breedveld en Kelterman.4
2. Zekerheid omtrent inschrijving; Ketenintegratie inschrijving Kadaster (KIK)
Zwanikken schrijft dat het Kadaster geen zekerheid wil bieden of de koper wel eigenaar is geworden. Het gaat in dit geval niet om het niet willen, maar om het niet kunnen bieden van zekerheid. 5 Uit de wettelijke taken van notaris en bewaarder vloeit immers voort dat de bewaarder akten inschrijft indien deze voldoen aan de inschrijvingsvereisten 6 en de notaris controleert op de juiste totstandkoming van de rechtshandeling: is de vervreemder of verkrijger niet failliet? Is de vereiste toestemming van de echtgenoot of echtgenote aanwezig? Kan er vrij en onbezwaard geleverd/ is er een volmacht tot doorhaling van de hypotheek van de vervreemder?
Het Kadaster is de notaris graag ter wille. Zo wordt nog dit jaar een eerste stap gezet in het verstrekken van verschillende soorten ‘gebeurtenis-gedreven informatie’ De notaris kan – indien hij dit wenst – een abonnement nemen op een perceel en geautomatiseerd een zogenaamde “watchdogmelding” ontvangen wanneer een wijziging in de registratie is doorgevoerd (bijvoorbeeld: ‘er is een stuk (beslag) ontvangen’) 7. Daarmee kan het Kadaster de notaris sneller informeren. Het is vervolgens aan de notaris om deze informatie te gebruiken bij de vervolghandelingen in zijn dossier. Ook kan de notaris – ná het verrichten van de narecherche of op enig ander moment – een zogenaamde ‘afsluitende bewaardersverklaring’ ontvangen; een bericht van de bewaarder dat met betrekking tot het perceel ‘geen’ of ‘de volgende stukken zijn ontvangen’. Naast het ‘willen’ wordt dus ook een nadere invulling gegeven aan het ‘kunnen’.
Een 4e recherche is als controle op het Kadaster naar onze mening niet nodig. Los daarvan kunnen notarissen het resultaat van de bijwerking door het Kadaster met een zogenaamde 4e recherche gebruiken ter controle van hun eigen werkzaamheden.
De kans op fouten en daarmee de behoefte aan zo een 4e recherche zal echter afnemen wanneer notarissen stylesheets gebruiken. Met een applicatie waardoor stylesheets automatisch worden gevuld, zullen de essentialia immers (gedeeltelijk) geautomatiseerd worden overgenomen uit de kadastrale registratie). De tweede en derde recherche worden hoe dan ook overbodig (indien de notaris een abonnement op de gebeurtenis-gedreven watchdoginformatie neemt). KIK is toch wel kek 8, juist vanwege de extra zekerheid die het KIK-programma met zich meebrengt.
3. Eigenaar na inschrijving en niet pas na bijwerking registratie
Zwanikken kiest met zijn stelling dat de verkrijger pas eigenaar kan worden na bijwerking van de registratie voor een benadering die aansluit bij een regeling, die bij de behandeling van de Kadasterwet werd bepleit door de Raad van State. De Raad stelde toen voor de derdenbescherming voor derdenverkrijgers te goeder trouw uit te breiden tot de kadastrale registratie. 9 Het Nederlandse rechtstelsel zou daarmee overeenkomsten gaan vertonen met dat van landen met een positief stelsel waar, zoals Zwanikken terecht opmerkt, vanwege de tijd die nodig is voor bijwerking van de registratie derdengelden langer door de notaris worden vastgehouden. De bewaarders zijn ook voorstander van een dergelijke uitbreiding van derdenbescherming 10, waarbij wij overigens de specifieke functie die is toebedeeld aan de notaris, anders dan Breedveld en Kelterman in hun naschrift suggereren, niet ter discussie willen stellen.11
Echter, het voorstel van de Raad van State is uiteindelijk niet overgenomen en daarmee ontbreekt een wettelijke basis voor de toekenning van derdenbescherming aan de tenaamstelling in de kadastrale registratie. Dat gebeurde destijds mede op aandrang vanuit het Notariaat. Zie o.a. de Commissie Kadasterwet van de KNB 12 en Stille 13 .Stille omschrijft de kadastrale registratie als een hulpregister dat alleen tot taak heeft titelonderzoek in de openbare register te vergemakkelijken. Hij pleitte voor een afzonderlijke wet op de openbare registers met bewaarders die onder het Ministerie van Justitie zouden moeten vallen.
De Commissie stelde:
‘Het zijn evenwel de openbare registers, duidelijk te onderscheiden van de kadastrale, die bepalend zijn voor de rechtstoestand”.
De Commissie pleitte daarom ook voor wijziging van de naam van de Rijksdienst Kadaster en Openbare Registers in Rijksdienst van Openbare Registers en Kadaster. De Minister had in navolging van het notariaat bezwaar tegen een juridische betekenis van de kadastrale registratie en antwoordde dat ‘moet worden vooropgesteld dat met de term <<registers>> in afdeling 3.1.2. uitsluitend zijn bedoeld de openbare registers van artikel 3.1.2.1, nader geregeld in hoofdstuk 2 van de Kadasterwet. Daaronder zijn ook niet de kadastrale registratie (…) begrepen (…). De vraag of het wenselijk zou zijn hierin verandering te brengen met het oog op de derdenbescherming ‘moet’, aldus de Minister, voor elk van deze artikelen ontkennend worden beantwoord 14.’ De Minister vult aan:
‘Te bedenken valt bij dit alles voorts dat afdeling 3.1.2 en de Kadasterwet, wat de openbare registers betreft, uitgaan van een negatief stelsel van openbaarheid (…). Wat de kadastrale registratie betreft, deze heeft wel tot functie om als informatiebron betreffende onroerende zaken te dienen of deze informatie overzichtelijker te maken, maar strekt er niet toe dat derden op de juistheid van de daarin vermelde gegevens zonder nader onderzoek mogen vertrouwen(…)’.
Bewijs van inschrijving betreft geen bijwerking
Gevolg was een Kadasterwet met strikte scheiding tussen inschrijving in de openbare registers in hoofdstuk 2 en bijwerking van de kadastrale registratie in de daarop volgende hoofdstukken. De kadastrale registratie is openbaar, maar behoort niet tot de openbare registers als bedoeld in art. 3:16 BW. Los van de wenselijkheid van deze scheiding, is bij de huidige wetgeving de bijwerking van de registratie geen onderdeel van de inschrijving en heeft die bijwerking privaatrechtelijk ook geen gevolgen. De notaris die het stuk aanbiedt, ontvangt in antwoord op het aanbieden van het stuk een Bewijs van Ontvangst (BVO) en na inschrijving een Bewijs van Inschrijving (BVI), een bewijs dat het ter inschrijving aangeboden stuk daadwerkelijk is ingeschreven in de openbare registers; niet een bewijs dat de registratie is bijgewerkt op grond van deze akte. Van die bijwerking wordt een kennisgeving verzonden naar de rechthebbenden en niet naar de notaris.
Geld langer vasthouden
Bij gebrek aan een wettelijke basis tot het uitbreiden van de derdenbescherming kan de redenering van de heer Zwanikken daarom geen reden verschaffen voor het langer vast houden van gelden. Of daarvoor andere redenen 15 zijn staat niet ter beoordeling van de bewaarders 16. Als pleidooi voor een toekomstige uitbreiding van de betekenis van de kadastrale registratie kunnen we de redenering van de heer Zwanikken goed volgen.
Het standpunt staat echter haaks op dat wat vroeger juist op aandrang van het notariaat in de wet werd vastgelegd, maar dingen blijven nu eenmaal niet altijd zoals ze zijn. Beter toepasselijk dan spreuken van Shakespeare of Machiavelli, lijkt daarom de lijfspeuk van onze Nederlandse dichter en toneelschrijver Gebrand Adriaensz. Bredero (1585-1618): “Het kan verkeeren“.Hij gebruikt die spreuk in de meeste van zijn gedichten, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Boeren Geselschap’. Dat lijkt door de vele persoonsnamen en ontwikkelingen een ingewikkeld gedicht, zoals blijkt uit een toelichting van F.A. Claes 17, doch degene die zich de moeite getroost met deze ontwikkelingen vertrouwd te raken, kan rekenen op een rijkelijke beloning. De analogie met de automatisering van het rechtsverkeer tussen bewaarder/ notaris is opvallend. Dat lijkt door de vele technologische ontwikkelingen ook een ingewikkeld proces, doch notariskantoren die daar mee vertrouwd zijn geraakt, worden beloond met een betere en snellere dienstverlening, kortere reactietijden en minder kans op fouten.
Mr. W. Louwman*, mr J. Vos**
* Hoofdbewaarder van het kadaster en de openbare registers.
** Bewaarder van het kadaster en de openbare registers.
1. Zo blijkt (ook) uit: KIK en beroepsaansprakelijkheidsverzekering, G.G. Zwanikken in JBN 2008, nummer 67.
2. Art. 16 e.v. van Boek 3 Burgerlijk Wetboek
3. Fiattering is een rapport van technische aard over het al dan niet slagen van het nachtelijk batchproces.
4. ‘What’s in a name?’, H.M.I.Th. Breedveld en L.W. Kelterman met reactie van W. Louwman en J. Vos en naschrift, alle gepubliceerd in WPNR 6817 van 31 oktober 2009, p. 863 e.v.
5. Zoals Zwanikken terecht opmerkt in zijn reactie: Het is geen spel van woorden.
6. Wel kan de bewaarder – indien de situatie zich voordoet – gebruik maken van de bevoegdheid die hem is gegeven op grond van art. 3:19 BW. Hij kan de aanbieder van de akte en andere belanghebbende opmerkzaam maken op de in het artikel bedoelde onbevoegdheid of onverenigbaarheid. Voor al het overige neemt de bewaarder lijdelijke houding aan.
7. Zie Automatisering van het afdoen van notariële akten door het Kadaster, W. Louwman en J. Vos in JBN 2009, nr. 14 en Automatisering bij het Kadaster en de redactievrijheid van de notaris, W. Louwman en J. Vos in JBN 2009, nr. 22.
8. In reactie op de conclusie van Zwanikken, JBN 2008, nr. 67.
9. Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 496, A-C, p.8.
10. Zie onder andere: Vergroting juridische betrouwbaarheid Kadaster, W. Louwman (en Z. Klaasse) in WPNR 6728 (2007), met reactie van J.J. Storm en naschrift, beide gepubliceerd in WPNR 6739 (2008).
11. Het werpen van een verfrissende blik over de landsgrenzen, zoals Breedveld en Kelterman voorstellen, is dan ook niet noodzakelijk. Wanneer men echter toch in de landen om ons heen kijkt, ziet men in toenemende mate technologische ontwikkelingen invulling geven aan de wijze waarop akten van de benodigde gegevens worden voorzien en de diverse kadastrale registraties worden gevuld. De ontwikkelingen die zijn doorgevoerd met behulp van het programma Ketenintegratie inschrijving Kadaster (KIK) zijn toonaangevend, maar men dient de overige Europese landen niet uit het oog te verliezen.
12. Zie het rapport dat door deze Commissie is gepubliceerd in WPNR 5661 (1983) p. 501 e.v..
13. De Wet op de Openbare Registers (art. 3.1.2 .1. lid 2 Ontwerp N.B.W.), A.L.G.A. Stille in WPNR 5259 (1976), p. 251 e.v., waarin de auteur destijds tot de conclusie kwam dat er naast een Kadasterwet een Wet op de Openbare registers (WOR) diende te komen.
14. Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 496, A-C, p.18
15. Zie voor deze andere redenen: J.J. Storm in haar reactie op Zwanikken, JBN 2008, nr. 67.
16. Overigens geldt ook hier dat de ketenintegratie het werk van de notaris vereenvoudigt: hij kan met behulp van software controleren of de (concept-)akte voldoet aan de inschrijvingsvereisten, voorafgaand aan het ter inschrijving aanbieden. Voor notarissen die gebruik maken van software van softwareleveranciers die deze mogelijkheid niet ondersteunen, heeft het Kadaster de KIK-Lokaal-applicatie beschikbaar gesteld.
17. dr. F.A. Claes, Mechelen (1928) met een voorliefde voor het doorgronden van de linguïstische grondslagen van de taal. De bespreking van het gedicht ‘Boeren Geselschap’ is eenvoudig raadpleegbaar via: http://home.euphonynet.be/literatuur/Bredero%20Boeren%20Geselschap.htm, alwaar hij over het gedicht schrijft: “In het gedicht komen niet minder dan twintig verschillende persoonsnamen voor, een overrompeling. Wie zich echter de moeite getroost met deze gegevens een beetje vertrouwd te raken, die mag rekenen op een rijkelijke beloning: plezier aan een bijna brutaal gedicht en bewondering voor de uitgeslapen auteur ervan.”