Wat is de zin van erven? En: waarom is het erfrecht de laatste tweehonderd jaar zo weinig veranderd? Het zijn fundamentele vragen die – naast de europese echtscheidingsbeginselen – in het besproken boek aan de orde komen.
- Inleiding
Ter gelegenheid van het emeritaat van Prof. dr. Mieken Puelinckx-Coene op 1 oktober 2006 is onder de titel “Over Erven” een prachtig en lijvig (535 pagina’s) liber amicorum verschenen. Door de redactie werd aan 21 juristen gevraagd een opstel te schrijven over het familiaal vermogensrecht en dan nog beperkt tot de onderwerpen erfrecht, schenkingen en testamenten. De opdracht daarbij was om niet zozeer een technisch-juridisch betoog te schrijven. De bijdrage zou veeleer beschouwend moeten zijn. Tenslotte werd aan de auteurs gevraagd om aandacht te schenken aan literatuur en geschiedenis, bijzondere interessegebieden van de hooggeleerde emeritus. Beschouwend zijn de meeste bijdragen inderdaad geworden. Op een net iets hoger abstractie niveau dan de notariële jurist gewend is zijn mooie gedachten aan het papier toevertrouwd. Reden genoeg om een aantal door de diverse auteurs besproken onderwerpen hierna kort aan de hand van een aantal (prikkelende) citaten, zonder al te veel commentaar en voorafgegaan door een inhoudsoverzicht, onder de aandacht van de lezers van dit blad te brengen.
2. Een inhoudsoverzicht
A. Puelinckx: Over erven, erfmacht en erfrecht
J. Bael: Een pleidooi voor een fundamenteel andere interpretatie van het verbod van erfovereenkomsten
R. BarBaix: Erfrechtelijke aspecten van de (onrechtstreekse) schenking via een begunstiging in een levensverzekering. De debatten heropend?
H. Casman: Op zoek naar de draad van Ariadne in de doolhof van huwelijksvoordelen – of zouden het aanwinstenvoordelen moeten zijn
P. Delnoy: Réformer l article 918 du Code civil pour mettre un terme à « une histoire qui n’en finit pas »
J. Du Mongh : De reservataire erfpositie van de langstlevende echtgenoot 200 jaar na de Code Napoléon – Een chronologische en rechtsvergelijkende terugblik
J. Facq en J. Verstraete : De schenking hervormd: enkele luchthartige bedenkingen
N. Geelhand: De schenkingde residuo en de inkomsten
A. Heyvaert: De mens gemaakt door ons recht
M. Killerby: The work of the Council of Europe on succession
Y.-H Leleu: Pour une révision des objectifs et de la methode de création des normes en droit des personnes et des familles
W. Pintens : Europese echtscheidingsbeginselen
B.Puelinckx: Heeft het erfrecht daadwerkelijk aan economisch belang ingeboet?
P. Puelinckx en L. Boven: erfpacht en opstal: een actuele erfenis
K. Rimanque: Het familiaal vermogensrecht in de islam voor beginners
V. Sagaert: Het verbod van erfstellingen over de hand voorbijgestreefd? Naar een moderne invulling van de beschikkingsbevoegdheid in het vermogensrecht
P.Schlechtriem: Erbrecht und Zuwendungen unter Lebenden – Gestaltungsmöglichkeiten durch Vertrage zugunsten Dritter
J. Sonnekus: “Testeervryheid” as leidende beginsel vir die erfreg – die reël coacta voluntas … en probleme weens verouderende testateurs
M.J.A. van Mourik: Vergaar, verdeel en heers!
A. Verbeke: Marital property planning in a Belgian Nutshell
D. Voillemot: Succession en matière d’aides illégales et d’amendes en droit communautaire de la concurrence
H. Willekens: The puzzle of Inheritance Law’s Resistance to Social Change
3. Een aantal bijdragen nader bekeken
I. A. Puelinckx, Over erven, erfmacht en erfrecht
Alfons Puelinckx, advocaat en echtgenoot van de gelauwerde, wenst te spreken over de zin van erven, zowel “wijsgerig als antropologisch, sociologisch, economisch, politiek enz.” En inderdaad: de boekenkast is omgevallen. Vele filosofen, andere geleerden en politici passeren de revue. Uiteindelijk leidt dit tot de volgende conclusie:
“Wie de erfmacht van de familie afschaft en overdraagt aan een vreemde: ” de Staat”, schaft de mens af zoals hij in de antropologie universeel al duizenden jaren bestaat. De familievader of –moeder weet best wie het meest geschikt is om het ”patrimonium” te erven of niet te erven zodat het niet ten prooi valt aan wie het niet naar waarde weet te schatten en dus niet waard is. De erfregeling is het ontmoetingspunt tussen archeologie van de mens en zijn huidig bestaan in een gerobotiseerde, soms posthumane maar vooral competitieve prestatiemaatschappij.”
Het verdient aanbeveling om meteen na lezing van dit betoog de laatste bijdrage aan dit boek te lezen (Willekens: The puzzle of Inheritance Law’s Resistance to Social Change). In zijn prachtige bijdrage stelt Willekens, rechtssocioloog aan de universiteit van Antwerpen, de vraag waarom het erfrecht gedurende de laatste tweehonderd jaar – waarin de economische en politieke werkelijkheid zo is veranderd – zo weinig is veranderd. Anders dan Marx, Durkheim en Weber die als gevolg van “ïndividualisation” en “collectivation” een “defamilisation” verwachtten is de familie nog steeds zeer prominent in het erfrecht aanwezig. Wat is de verklaring hiervoor? De autonomie van het (erf)recht? Of zeggen wij Willekens na:
“That succession law has remained familial is a maladaptation only in the sense that the means of production are not inherited by those most able to work with them and that the wealth of deceased persons is only partly used for safeguarding the social security of the surviving ( since some get much more than they need for their social security and others get nothing). As far as social dysfunctions go, these are pretty modest. Familial succession has always given some much more than they could conceivably have needed and excluded others. And if familial succession in the past functioned to pass on the means of production to able successors, this was only so because in the past ” ability” was to a large extent an effect of the fact of having grown up in the ”right” environment. If we can now qualify that which used to be normal for many centuries as ” dysfunctional”, it is only because the economy has in the meantime become emancipated from the family and because, as a result of this, the unavoidable inequities of the past have become avoidable.”
- W. Pintens : Europese echtscheidingsbeginselen
Pintens bespreekt de Europese echtscheidingsbeginselen zoals die zijn opgesteld door de Commission on European Family Law. Deze door de Europese Unie als niet-gouvernementele organisatie (een Nederlandse stichting) erkende commissie werd in 2001 opgericht door een aantal hoogleraren – waaronder Professor Katharina Boele-Woelki (Utrecht) – en heeft als doel de bevordering van de harmonisatie van het familierecht in Europa. Door deze commissie zijn een aantal zogenaamde Europese echtscheidingsbeginselen opgesteld.
Zie ik het goed dan is aan deze beginselen zowel in de literatuur als in de (voorbereiding van) wetgeving(1) – ten onrechte zo lijkt mij – nog maar weinig aandacht besteed. Een kennismaking:
Beginsel 1:1 Toelating van de echtscheiding
Echtscheiding is toegestaan bij wet.
Een huwelijksduur is niet vereist.
Beginsel 1:2 Wettelijke procedure en bevoegde autoriteit
De echtscheidingsprocedure wordt bij de wet vastgesteld.
De echtscheiding wordt uitgesproken door de bevoegde autoriteit die zowel een gerechtelijk als een administratief orgaan kan zijn.
Beginsel 1:3 Echtscheidingsvormen
De wet staat zowel de echtscheiding door onderlinge toestemming als de echtscheiding zonder toestemming van een van de echtgenoten toe.
Beginsel 1:4 Onderlinge toestemming
De echtscheiding is toegestaan op grond van onderlinge toestemming van de echtgenoten. Een periode van feitelijke scheiding is niet vereist.
Onderlinge toestemming veronderstelt overeenstemming tussen de echtgenoten over de ontbinding van hun huwelijk. Deze overeenstemming wordt hetzij door een gemeenschappelijk verzoek van beide echtgenoten hetzij door een verzoek van een echtgenoot, waarin de andere echtgenoot heeft toegestemd, uitgedrukt.
Beginsel 1:5 Reflectieperiode
(1) Hebben de echtgenoten bij de inleiding van de echtscheidingsprocedure kinderen onder zestien jaar en hebben ze over alle echtscheidingsgevolgen zoals bepaald door Beginsel 1:6 overeenstemming bereikt, dan is een reflectieperiode van drie maanden vereist. Hebben ze geen overeenstemming over alle gevolgen bereikt, dan is een reflectieperiode van zes maanden vereist.
(2) Hebben de echtgenoten bij de inleiding van de echtscheidingsprocedure geen kinderen onder zestien jaar en hebben ze over alle echtscheidingsgevolgen zoals bepaald door Beginsel 1:6 (c) en (d) overeenstemming bereikt, dan is geen reflectieperiode vereist. Hebben zij geen overeenstemming over alle gevolgen bereikt, dan is een reflectieperiode van drie maanden vereist.
(3) Leven de echtgenoten bij de inleiding van de echtscheidingsprocedure sedert zes maanden feitelijk gescheiden, dan is geen reflectieperiode vereist.
Beginsel 1:6 Inhoud en vorm van de overeenkomst
(1) De gevolgen waaro
ver de echtgenoten overeenstemming moeten bereiken, zijn:(a) hun ouderlijke verantwoordelijkheid, indien noodzakelijk, met inbegrip van de verblijfplaats van de kinderen en het persoonlijk contact met hen,
(b) de alimentatie voor de kinderen, indien noodzakelijk,
(c) de verdeling of de reallocatie van het vermogen, alsook
(d) de alimentatie tussen echtgenoten.
(2) Deze overeenkomst vereist de schriftelijke vorm.
Beginsel 1:7 Beslissing over de gevolgen
(1) In alle gevallen beslist de bevoegde autoriteit over de in Beginsel 1:6 (a) en (b) bepaalde gevolgen voor de kinderen. Hierbij wordt rekening gehouden met een toelaatbare overeenkomst tussen de echtgenoten voor zover deze aan het belang van het kind beantwoordt.
(2) De bevoegde autoriteit controleert ten minste de geldigheid van de overeenkomst betreffende de in Beginsel 1:6 ( c) en (d) bepaalde aangelegenheden.
Hebben de echtgenoten geen of slechts een gedeeltelijke overeenkomst over de in Beginsel 1:6 (c) en (d) bepaalde aangelegenheden gesloten, dan kan de bevoegde autoriteit over deze gevolgen beslissen.
Beginsel 1:8 Feitelijke scheiding
De echtscheiding zonder toestemming van een van de echtgenoten is toegestaan, wanneer de echtgenoten sedert een jaar feitelijk gescheiden leven.
Beginsel 1:9 Buitengewoon ingrijpende omstandigheden voor de verzoeker
In geval van buitengewone ingrijpende omstandigheden voor de verzoeker kan de bevoegde autoriteit de echtscheiding uitspreken, alhoewel de echtgenoten niet sedert een jaar feitelijk gescheiden leven.
Beginsel 1:10 Beslissing over de gevolgen
(1) Indien noodzakelijk beslist de bevoegde autoriteit over:
(a) de ouderlijke verantwoordelijkheid met inbegrip van de verblijfplaats van de kinderen en het persoonlijk contact met hen, alsook over
(b) de alimentatie voor de kinderen.
Hierbij wordt rekening gehouden met een toelaatbare overeenkomst tussen de echtgenoten voor zover deze in overeenstemming is met het belang van het kind.
(2) Bij de uitspraak van de echtscheiding of op een later tijdstip kan de bevoegde autoriteit beslissen over de economische gevolgen voor de echtgenoten.
Hierbij wordt rekening gehouden met een toelaatbare overeenkomst tussen de echtgenoten.
Mr J.G. Gräler
(wordt vervolgd)
Noten:
1) Zie bijv. J. Beckert, Unverdientes Vermögen, Soziologie des Erbrechts, Frankfurt am Main, Campus 2004. 2) Ik kan slechts verwijzen naar de inaugurele rede (VU) van prof. dr. Masha Antokolskaia, Nederlands echtscheidingsrecht en de CEFL Principles on Divorce, Welke is “ the better law? ”. 3) Denk aan: wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (Kamerstukken 30145); wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap (Kamerstukken 29676: Luchtenveld).