Beeldvorming
Het notariaat heeft een krachtig en relevant tuchtrecht, dat wordt gedragen door de beroepsgroep, hard nodig. Het probleem is echter dat deze kracht en relevantie van verschillende zijden wordt bedreigd. Enige tijd geleden was een uitzending van NOVA deels gewijd aan de praktijk van het notariële tuchtrecht: de gekozen invalshoek kon worden aangemerkt als bijzonder tendentieus. Dit karakter van de desbetreffende uitzending blijkt helder uit een tekst op de website van dit programma(1) , welke tekst behoort bij de bedoelde uitzending. Hierin wordt de notaris omschreven als een wijze en onpartijdige man of vrouw, benoemd bij Koninklijk Besluit, die in de gaten houdt of bijvoorbeeld de verkoop van een huis volgens de wet gebeurt. Dat is het beeld van de notaris. Maar een toenemend aantal notarissen houdt zich niet aan de regels vervolgt de tekst onheilspellend. Dat blijkt uit een eigen onderzoek van NOVA bij de Kamers van Toezicht, de instantie die gaat over het tuchtrecht bij de notarissen. Kortom: NOVA schetst eerst het ene –positieve- beeld en vervangt dat direct door een ander -negatief- beeld, te weten dat van notarissen die de regels van hun professie massaal aan de laars lappen. Aan deze beeldvorming doet de zeer genuanceerde reactie van de KNB(2) met feiten die dit beeld grotendeels ontkrachten naar ik vrees maar weinig afbreuk. Het punt is namelijk dat ook het NOVA-publiek –vermoedelijk toch wat hoger opgeleid- zeer waarschijnlijk het negatieve, ongenuanceerde en heel sterk aangezette beeld vasthoudt: beelden laten sterke indrukken achter. Dit wordt ook in de hand gewerkt door andere negatieve berichtgeving over notarissen: berichten over veelverdienende stempelzetters en vastgoedmaffia faciliterende geheimhouders(3) . Er wordt eigenlijk maar heel zelden iets positiefs gezegd over de notaris.
Sinners, Seekers, Believers en Builders
Tijdens een uitzending van The Hour of Power in maart van dit jaar besprak dominee Schuller in zijn preek het kwartet Sinners, Seekers, Believers en Builders. (4) Overgezet naar het domein van het notariële tuchtrecht kan worden gesteld dat ‘de media’ aangemerkt kunnen worden als de eerste Sinner,zij het eentje op afstand. De media berichten niet over normhandhavende tuchtuitspraken en ook niet over notarissen die uit zichzelf normen handhaven maar wèl graag over ‘massaal’ normovertredende notarissen: ‘de tuchtrechter wordt overspoeld met klachten’, dat is het beeld dat wordt uitgedragen. Een ander signaal dat zorgwekkend is komt uit de boezem van de beroepsgroep zelf. In Notariaat Magazine van januari 2008 komt een aantal notarissen aan het woord en dezen blijken eensgezind van oordeel te zijn dat de notaris niet meer weet waar hij aan toe is, waardoor de acceptatie van het tuchtrecht door de beroepsgroep naar hun mening afneemt.(5) De geïnterviewde notarissen constateren dat vergissingen soms zwaar worden gesanctioneerd en wanpraktijken daarentegen licht. Ze zijn van mening dat de tuchtcolleges grillige uitspraken doen en dat verschillende uitspraken in samenhang beschouwd niet consistent zijn. Tevens klaagt men –ik denk terecht- over het te vaak afstraffen door de notariskamer van het Hof Amsterdam van marktinitiatieven met als argument dat een notaris in de eerste plaats toch ambtenaar is. De politiek wil marktwerking, de notariskamer wil iets anders. Waar zijn we nu aan toe? zo vragen de heren zich af. Tot slot worstelt men met het antwoord op de vraag hoeveel Belehrungeigenlijk genoeg is voor de tuchtrechter. Waar het dit thema betreft is inderdaad een groot aantal uitspraken beschikbaar waar vraagtekens bij kunnen worden gezet bezien vanuit de praktijkvoering van alledag op een gemiddeld notariskantoor.(6) Het centrale punt in het interview is dat een notaris buikpijn zou moeten hebben van een veroordeling door de tuchtrechter en geen buikpijn omdat de zorgplicht door de tuchtrechter onrealistisch ver wordt opgerekt: die oprekking werkt een zekere onverschilligheid onder notarissen met betrekking tot de uitspraken van de tuchtrechter in de hand. Als deze onverschilligheid ècht ontstaat is daarmee uiteraard een heel groot probleem aanwezig: tuchtrecht dat niet wordt gedragen en geaccepteerd door de beroepsgroep is immers geen tuchtrecht meer? Het ene probleem is derhalve dat de beeldvorming bij het publiek zwak is: notarissen ‘rommelen met de normen’ en ‘het aantal tuchtzaken neemt schrikbarende vormen aan’. Het andere probleem is dat het draagvlak voor het tuchtrecht onder notarissen afneemt.
Aspiratie van het tuchtrecht
De vraag dringt zich nu op hoe, wat ik -met Lekkerkerker(7) – de aspirationele doelstelling van het tuchtrecht wil noemen, zich verdraagt met de werkelijkheid van heden? Onder de aspiratie van het tuchtrecht versta ik het streven naar een hoger doel van het tuchtrecht, en dat doel is –heel eenvoudig- de normen te stellen waaraan de notaris zich dient te houden. Dit hogere doel is dus hoger dan bijvoorbeeld het faciliteren door de tuchtrechter van een civiele claim van een cliënt van een notaris, hoger ook dan het beoordelen van eenmalige fouten en vergissingen van een notaris door de tuchtrechter en eveneens hoger dan het bedrijven van rechtspolitiek door de tuchtrechter. Ik zou er daarom hier voor willen pleiten dat alle actoren de aspiratie van het tuchtrecht scherp voor ogen gaan houden.
Voorstellen tot verbetering
Er is een aantal recente opvattingen beschikbaar over het notariële tuchtrecht en over het verbeteren van aspecten daarvan. Bekend is dat de commissie Hammerstein(8) pleit voor het centraliseren van de tuchtrechtspraak bij de vijf Kamers van Toezicht in de hoofdplaatsen van ieder ressort: hierdoor zouden professionalisering en coherentie sterk worden bevorderd. Voorts vindt de commissie dat er meer kleine sanctiemogelijkheden zouden moeten komen en moeten tuchtuitspraken beter toegankelijk worden. Heldere aanbevelingen die wat mij betreft snel zouden moeten worden uitgevoerd. Luijten is van mening dat het huidige tuchtrecht geen schoonheidsprijs verdient en constateert onder andere –heel treffend en daarom haal ik hem aan- een vrij schootsveld waarin klachten kunnen worden gelanceerd door iedere belanghebbende.(9) Een financiële drempel bij het indienen van een klacht zou hier naar zijn mening enig soelaas kunnen bieden.(10) Zayenne Laclé is zeer recent gepromoveerd op grondig onderzoek naar de verhouding tussen ethiek en marktwerking op een zestal middelgrote kantoren. Eén van haar conclusies is dat op een succesvol en professioneel middelgroot notariskantoor in deze tijd openheid over met name gemaakte fouten wordt nagestreefd en conflicten worden besproken. Ook worden daar klachten van cliënten zeer serieus genomen. Tot slot heeft zij weinig op met het repressieve systeem van toezicht en tuchtrecht dat zij als conserverend omschrijft.(11) Oud-notaris Kooijman uit Rotterdam heeft al weer enige tijd terug geschreven over het op zijn kantoor gehanteerde systeem van algemene voorwaarden waarin een andersoortige drempel wordt opgeworpen voor de cliënt die een klacht tegen het kantoor wil indienen: ingeval de klager van de tuchtrechter gelijk krijgt, zijn de kosten van de procedure voor rekening van het kantoor, inclusief die van de door de cliënt ingeschakelde advocaat, maar in het omgekeerde geval was kennelijk sprake van een op wankele gronden gebaseerde klacht en zijn de door het kantoor gemaakte kosten voor rekening van de desbetreffende cliënt.(12) Tegen deze aanpak kunnen enkele bezwaren worden ingebracht –zo moet een drempel ook weer niet te hoog worden- maar hij intrigeert mij en levert een creatieve bijdrage aan de discussie over hoe de werking van het notariële tuchtrecht te verbeteren. Verder heeft de op deze werkwijze geleverde kritiek(13) mij niet kunnen overtuigen: deze past immers in beginsel uitstekend bij de ondernemende professie die het notariaat is? Onlangs heeft Kooijman een lans gebroken voor de opvatting dat de tuchtrechter er niet is om over incidentele fouten te oordelen maar om laakbaar handelende notarissen te corrigeren door hun -voeg ik toe- de geldende norm voor te houden en hen indien nodig te bestraffen met het opleggen van een sanctie.(14) Holtman stelt in een recente column dat een nadere afstemming tussen tuchtrecht en civiel recht wenselijk zou zijn omdat een partij die een kansrijke claim tegen een notaris in wil stellen er verstandig aan doet om éérst een tuchtzaak uit te lokken: met de tuchtrechtelijke veroordeling in de hand sta je immers sterker bij de civiele rechter? Hij ziet de bedoelde nadere afstemming in het mogelijk maken van het in behandeling nemen van kleine civiele claims door de tuchtrechter.(15) Ook F. Schols heeft onlangs bij omroep MAX gezegd dat het toekennen van schadevergoeding door de tuchtrechter mogelijk zou moeten zijn. Nu blijkt het inderdaad vaak het geval te zijn dat een tuchtrechtelijke veroordeling bevorderlijk is voor het toekennen van een civiele claim maar ik deel de denkwijze van Holtman en Schols niet omdat het naar mijn mening ook anders kan: ik kom daar hierna op terug.
Andere Sinners
Wie zijn de andere Sinners? Het lezen van tuchtuitspraken leidt al snel tot de conclusie dat dat de (kandidaat-)notarissen zijn. Maar is het zo eenvoudig? Ik denk het niet. Notarissen zullen vermoedelijk geneigd zijn om cliënten onder deze categorie te scharen en bepaalde derden, maar ook de tuchtcolleges zelf laten zich wellicht tot zonden verleiden in bepaalde gevallen. Voorts moet in dit verband de wetgever worden genoemd, al was het maar omdat deze zich bij voortduring schuldig maakt aan de klassieke hoofdzonde Acedia: traagheid. De vraag hoe Sinners tot Seekers te maken dient zich nu aan: zoekers naar de kracht en naar de relevantie van het tuchtrecht en bereid om dat tuchtrecht te dragen en ùit te dragen. In de eerste plaats de notaris als Sinner. Wat mij betreft gaat hier de stelling op: een fout maken mag, is menselijk, maar –zoals ik het zou willen omschrijven- het incalculeren van het tuchtrecht als bedrijfsrisico mag nièt. Als voorbeeld kan de zaak van notaris A. te B. dienen, die er niet voor terug bleek te deinzen om een tweedejaars studente notarieel recht zelfstandig het maken van testamenten en huwelijkse voorwaarden toe te vertrouwen terwijl zij om te beginnen nog nimmer de vakken relatievermogensrecht en erfrecht had bestudeerd en die er -zelfs na het daarop aandringen door deze studente- niets voor voelde om de geproduceerde concepten te controleren maar deze kort daarop wèl vrolijk passeerde. Dat deze notaris overigens eveneens op andere punten aangesproken bleek te kunnen worden in zijn bedrijfsvoering blijkt uit een recente tuchtuitspraak.
Vervolgens de cliënt als Sinner. Ik zou hier willen volstaan met het innemen van het standpunt dat de aspiratie van het tuchtrecht niet is om de cliënt te dienen maar het maatschappelijk belang van een notariaat dat zich spiegelt aan de normen welke de tuchtrechter bewaakt. Hieruit vloeit voor mij logischerwijs de gedachte voort of het niet zo zou moeten zijn dat een cliënt nièt ontvankelijk is als blijkt dat hij de tuchtrechter slechts adieert voor eigen doelstellingen, waaronder in de eerste plaats moet worden gedacht aan het indienen van een civiele claim tegen de notaris, met de tuchtrechtelijke veroordeling van diezelfde notaris in de hand? Zelf zou ik zover willen gaan de mogelijkheid te opperen dat de wetgever de regel invoert dat een tuchtuitspraak niet in een civiele zaak mag worden ingebracht. Ik vind namelijk dat deze beide systemen van recht idealiter geheel gescheiden van elkaar zouden moeten blijven, gezien de volstrekt verschillende aspiraties daarvan. De rechtbank Amsterdam bepaalde in een recente uitspraak dat het oordeel van de tuchtrechter dat in strijd is gehandeld met de voor de notariële beroepsgroep geldende normen en regels niet zonder meer betekent dat de notaris civielrechtelijk aansprakelijk is wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm en paste vervolgens de regel van art. 163 Boek 6 Burgerlijk Wetboek toe door te overwegen dat de gestelde normschending niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de eiser die heeft geleden.(17) In mijn visie is deze regel, hoe bruikbaar ook in dit verband, echter niet afdoende omdat deze de rechter toch nog enige ruimte laat voor het maken van eigen afwegingen en het lezen van een door de eiser aangeleverde tuchtrechtelijke veroordeling van de aangesproken notaris mogelijk invloed heeft op de oordeelsvorming bij de rechter.
De vraag of ook tuchtcolleges als Sinners kunnen worden beschouwd in zekere gevallen kan -zoals al is gebleken- bevestigend worden beantwoord. Er zijn zeker onbegrijpelijke uitspraken aan te wijzen of uitspraken waarin de tuchtrechter zich op de stoel van de civiele rechter plaatst en ook uitspraken waarin querulerende cliënten alle ruimte krijgen. Ik vat dit punt samen door te stellen dat een notaris een professional is aan wie hoge normen mogen worden voorgehouden maar van wie niet het onmogelijke mag worden gevraagd. De aangehaalde geïnterviewde notarissen hebben dit punt al heel behoorlijk van onderbouwing voorzien. Wat de wetgever als Sinner betreft beperk ik mij tot de stelling dat deze pro-actief dient te faciliteren en in te grijpen om te bevorderen dat het tuchtrecht alleen wordt gebruikt overeenkomstig zijn doelstelling, zijn aspiratie. Dit betekent dat ik derhalve van mening ben dat de tuchtrechter niet ook een schadevergoeding moet kunnen toekennen, hoe klein ook. Er zijn tot slot ook nog derden die kunnen worden gekwalificeerd als Sinner. Zo zijn er belangengroepen die op onzuivere gronden een klacht indienen bij de tuchtrechter. Hun doel kan bijvoorbeeld zijn een onderwerp op de plaatselijke politieke agenda te houden over de rug van de notaris.
Mr. F. Schonewille
De auteur is als universitair docent-onderzoeker verbonden aan het Molengraaff Instituut voor Privaatrecht van de Universiteit Utrecht, is oud-notaris en voert tevens praktijk als mediator en scheidingsbemiddelaar.
Wordt vervolgd
Noten:
1) www.novatv.nl (archief).
2) Notariaat Magazine, 2008/3, p.25.
3) In bijvoorbeeld het Financieel Dagblad wordt het beeld van de notaris voornamelijk bepaald door diens betrokkenheid bij vastgoedfraude: www.fd.nl/nieuws/dossiers onder ‘vastgoedfraude’. Vgl. ook het door de Volkskrant op 16 juli 2008 gegeven beeld: “Notarissen faciliteren 30 criminele netwerken”.
4) De categorieën zondaars, zoekers, gelovigen en bouwers werden door Schuller in diens preek uiteraard besproken als actoren in het licht van het bevorderen van de Christelijke religie.
5) Notariaat Magazine, 2008/1, p. 7 e.v..
6) Een voorbeeld hiervan is KvT ’s-Gravenhage, 16 mei 2007 nr. 06-35.
7) Notariaat Magazine 2007/8, p. 25.
8) Het beste van twee werelden, rapport Commissie evaluatie Wet op het notarisambt, Kamerstukken II, 2004/05, 23.706, nr. 61.
9) Notariaat Magazine 2007/11, p. 33 e.v..
10) E.A.A.L. Luijten, ‘The lady is not for burning?’, WPNR 2004/6591, p. 732 e.v..
11) Z.D. Van Heesen-Laclé, Notabelen vernieuwen. Gevolgen van marktwerking in het notariaat, Deventer: Kluwer, 2008.
12) Notariaat Magazine 2006/10, p. 38 e.v. en Notariaat Magazine 2007/1, p. 37.
13) Notariaat Magazine 2007/1, p. 36.
14) Notariaat Magazine 2008/3, p. 26 e.v..
15) Notariaat Magazine 2008/4, p. 31.
16) KvT Utrecht, 20 december 2007.
17) Rechtbank Amsterdam 4 juli 2007, LJN BB5424.