Informatieplicht over de successiegevolgen van de weduweverklaring. Een dreiging, maar ook een kans! (deel 1)
Onlangs heeft de Rechtbank te Arnhem 1 een uitspraak gedaan die van belang is voor de notariële praktijk. Het betrof een situatie waarbij echtgenoten een hypotheeklening afsloten voor de aanschaf van een woning. Om financiële problemen bij het overlijden van een echtgenoot te vermijden, werd een levensverzekering afgesloten. Ter zake van deze polis werd in 1999 door de echtgenoten ten overstaan van de notaris een zogenoemde partnerverklaring afgelegd. Daarbij werd noch door de bank noch door de notaris informatie verstrekt over de mogelijke gevolgen die dit heeft voor de successieheffing. Toen de man overleed, bleek dat door de afgelegde verklaring er bij het eerste overlijden méér successierecht was verschuldigd dan zonder partnerverklaring. De Rechtbank veroordeelde de bank tot het vergoeden van deze schade, omdat de bank het echtpaar had moeten adviseren om een nader onderzoek te laten verrichten naar de successierechtelijke gevolgen, alvorens het echtpaar de partnerverklaring te laten ondertekenen. Voldoende reden derhalve om deze uitspraak nader te bezien.
In deze eerste aflevering wordt uitgelegd dat het civielrechtelijk van ondergeschikt belang is of er wél of géén partnerverklaring is afgelegd, indien de verzorgingsgedachte van de langstlevende echtgenoot al bij testament of anderszins voldoende is beschermd. Echter, voor de heffing van successierecht kunnen de verschillen groot zijn. Wat voordeliger is, hangt af van verschillende factoren. Zoals ook blijkt uit de uitspraak, mag dan ook niet ‘standaard’ een partnerverklaring worden geadviseerd. Hoewel deze uitspraak aan de ene kant een bedreiging vormt voor het notariaat, biedt dit vonnis aan de andere kant ook voldoende kansen om de cliënten na het passeren van de hypotheekakte te adviseren over nieuwe testamenten en huwelijkse voorwaarden.
1. Levensverzekeringen blijven vaak onderbelicht
Hoewel levensverzekeringen deel uitmaken van de ‘schijf van vijf’ binnen estate planning 2, krijgt dit onderdeel in de adviespraktijk vaak onvoldoende aandacht. En dat is niet terecht. Immers, veel levensverzekeringen keren bij overlijden een groot bedrag uit. Een levensverzekering sluit men vaak af in combinatie met een hypotheeklening om de nabestaanden bij overlijden te beschermen tegen doorlopende hypotheeklasten. Juist deze beschermingsgedachte leidt er al toe dat ook moet worden gelet op de successierechtelijke gevolgen van de levensverzekering. De invloed van de uitkering op de totale successieheffing is doorgaans groot omdat de uitkeringen relatief groot zijn ten opzichte van het overige vermogen van de verzekerde. Vooral bij de kleine en gemiddelde huishoudens verdient het successierechtelijke aspect van de levensverzekering dan ook extra aandacht.
2. Artikel 13 SW
Als in het kader van estate planning wordt gelet op de successierechtelijke gevolgen van de levensverzekeringen, dan betreft het meestal de vraag of de polis de toets van artikel 13 SW kan doorstaan. Ofwel is de polis op het gebied van de verschuldigde premies goed geredigeerd en zijn de huwelijkse voorwaarden daarmee in overeenstemming? Hoewel deze twee onderdelen onbetwist een belangrijke rol spelen voor de successieheffing, is er nog een ander belangrijk aspect waarop moet worden gelet. Dit betreft de begunstiging van de polis.
3. Begunstiging
Is de verzekeringnemer gehuwd, dan wordt de echtgenoot meestal als eerste begunstigde aangewezen. Echter, als er kinderen in het spel zijn, kan het ook successierechtelijk aantrekkelijk zijn als de uitkering geheel of gedeeltelijk toekomt aan de kinderen. 3 Uiteraard zal een estate planner daarbij niet alleen letten op het verschuldigde successierecht bij het eerste overlijden, maar ook op de successieheffing bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot.
4. Partnerverklaring
Hebben wij het over een levensverzekering die in combinatie met een hypotheeklening wordt afgesloten, dan komt de wijze van begunstiging tot uitdrukking in het feit of er door de partner van de verzekeringnemer wél of géén partnerverklaring is afgelegd. Meestal verlangt de bank die de lening verstrekt dat de polis aan haar wordt verpand. Als pandhouder kan de bank dan zichzelf aanwijzen als eerste begunstigde. Echter, vaak volgt uit de polis dat de partner van de verzekeringnemer de eerste begunstigde is als deze vóór het overlijden van de verzekerde een zogenoemde weduweverklaring heeft afgelegd. In dat geval is aan de bank een schriftelijke volmacht verstrekt om de uitkering aan te wenden ter aflossing van de hypotheeklening. In de praktijk wordt deze verklaring ook wel ‘partnerverklaring’, ‘betalingsopdracht’ of ‘volmachtconstructie’ genoemd. Voor de bank maakt het niet uit of deze verklaring wel of niet is afgelegd, want in beide gevallen heeft de bank de zekerheid dat de overlijdensuitkering wordt aangewend om de hypotheeklening (deels) af te lossen.
5. Civielrechtelijk van belang?
Als het voor de bank niets uitmaakt, wat is dan nog het nut van de weduweverklaring? Om dat te weten, moet men terug naar het erfrecht zoals dat gold tot 1 januari 2003. Onder de oude wet was het uitgangspunt dat als een gehuwde ouder overleed, zijn/haar nalatenschap gezamenlijk werd verkregen door de langstlevende echtgenoot en de kinderen. Als er dan geen testament was opgesteld, was het afhankelijk van de goedwillendheid van de kinderen of de langstlevende echtgenoot verder kon blijven wonen in de echtelijke woning. Zouden de kinderen hun erfdeel contant willen maken, dan bestond de kans dat de woning moest worden verkocht als de langstlevende onvoldoende middelen ter beschikking stond om de kinderen ‘uit te kopen’. De partnerverklaring kon in zo’n geval uitkomst bieden. In dat geval komt de levensverzekeringsuitkering niet (geheel of gedeeltelijk) terecht in de nalatenschap, maar valt deze uitsluitend toe aan de langstlevende echtgenoot. Weliswaar is de bank krachtens de partnerverklaring bevoegd om de uitkering te innen en de hypotheekschuld af te lossen, maar in dat geval ontvangt de langstlevende krachtens subrogatie een vordering op de nalatenschap voor zover de bank de hypotheekschuld aflost van de erflater. De partnerverklaring werd daarom vroeger feitelijk standaard afgelegd in verband met de verzorging van de langstlevende echtgenoot. Echter, het civielrechtelijke voordeel van de partnerverklaring speelde een minder grote rol indien de erflater een ouderlijke boedelverdeling had opgesteld (of indien de verzorgingspositie van de langstlevende echtgenoot anderszins voldoende is beschermd). Immers, als er geen partnerverklaring was afgelegd en de uitkering terechtkomt in de nalatenschap, zou de levensverzekering krachtens het testament toch weer bij de langstlevende echtgenoot terechtkomen. Het belangrijkste verschil tussen het wél en niet afleggen van de partnerverklaring komt bij een ouderlijke boedelverdeling dan tot uitdrukking in de hoogte van de onderbedelingsvordering van de kinderen. Met de komst van het nieuwe erfrecht, is het civielrechtelijke belang van de partnerverklaring verder afgenomen. Want nu de wettelijke verdeling sinds 1 januari 2003 het uitgangspunt is in gezinssituaties, wordt ook zonder een testament geregeld dat de langstlevende in feite de uitkering ontvangt indien er geen partnerverklaring is afgelegd.
6. Successierechtelijke invloed
Nu na 1 januari 2003 het civielrechtelijke belang van de partnerverklaring verder is afgenomen, is het des te belangrijker te letten op de successierechtelijke gevolgen. In de praktijk wordt veelal gedacht dat een partnerverklaring bij een levensverzekering in de meeste gevallen het meeste successievoordeel oplevert vanwege de grote ‘container’-vrijstelling van de langstlevende echtgenoot. Echter, als men niet alleen let op het successierecht bij het ‘eerste’ overlijden maar ook op het successierecht dat bij het ‘tweede’ overlijden is verschuldigd, dan blijkt het voordeel iedere keer af te hangen van de volgende omstandigheden:
– de aanwezige testamenten;
– het huwelijksgoederenregime;
– de omvang van de uitkering;
– de ontwikkeling van het vermogen;
– de wijze waarop de polis is afgesloten.4
Ook moet worden afgerekend met de gedachte dat het onderzoek naar de genoemde aspecten alleen zinvol is bij vermogende particulieren. Het tegendeel is waar, juist in de ‘huis, tuin en keuken’-gevallen is een nader onderzoek wenselijk. Het blind tekenen van een partnerverklaring is dan ook uit den boze.
In de volgende aflevering zal de uitspraak van de Rechtbank te Arnhem worden geanalyseerd. Daarin zal blijken dat deze uitspraak voor het notariaat niet alleen een bedreiging vormt, maar ook voldoende kansen biedt.
Mr. J.D.H. van Ewijk en mr. F.A.M. Schoenmaker*
* Beide auteurs zijn als estate planner werkzaam bij Van Ewijk Estate Planning te Bussum respectievelijk FinX te Rotterdam.
1. Rechtbank Arnhem 24 november 2004, nr 108336 / HA ZA 04-32 (Notafax 2005, nr 20).
2. De andere vier instrumenten van estate planning zijn: huwelijkse voorwaarden, testamenten, schenkingen en emigratie.
3. Vanzelfsprekend staat de fiscaliteit niet altijd op de voorgrond bij estate planning.
4. Zie drs. R.A.M. Janssen MFP, mr. F.A.M. Schoenmaker en mr. J.D.H. van Ewijk, Kwartaalbericht Estate Planning 2004/1 ‘Levensverzekering en estate planning: is de partnerverklaring wel altijd zo aantrekkelijk?’.