In het derde deel van deze bijdrage over het nieuwe sommenverzekeringsrecht van Afdeling 3 van Titel 7.17 BW staan uitsluiting van overdraagbaarheid en wijziging van de begunstiging en begunstiging met een beperkt recht centraal.
§ 4.1. Collisie van begunstiging en overdracht.
Collisie van een latere overdracht met een eerdere aanvaarde en onherroepelijke begunstiging is uitgesloten, nu ex art. 7:972 jo. 7:974 BW voor uitoefening van het recht van overdracht als een uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiend recht schriftelijke toestemming van de onherroepelijk begunstigde als constitutief vereiste gesteld wordt.
Het vereiste van schriftelijke toestemming is een vormvereiste, zodat afwijking daarvan ex art. 3:39 BW met nietigheid gesanctioneerd is. De ouder gerechtigde gaat oftewel akkoord met de latere overdracht ten detrimente van zijn recht (blijkens schriftelijke toestemming), zodat de rechtshandeling tot overdracht geldig is, oftewel deze wordt hem niet gevraagd of wordt niet gegeven, zodat de rechtshandeling tot overdracht nietig is.
Hiermee is collisie tussen een ouder door begunstiging gerechtigde en een jongere door overdracht gerechtigde uitgesloten.
Botsing tussen een oudere, op grond van overdracht gerechtigde, en een jongere, door middel van begunstiging tot het recht van uitkering gerechtigde, is echter niet uitgesloten. Begunstiging creëert via een derdebeding en na aanvaarding daarvan een zelfstandige goederenrechtelijke(36) aanspraak op het (voorwaardelijke) recht van uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst jegens de verzekeraar en deze begunstiging staat geheel los van een eventuele eerdere overdracht van het recht op uitkering. De bevoegdheid tot begunstiging van een derde als hoofdgerechtigde wordt in art. 7:972 BW niet beperkt door een eerdere overdracht van het recht op uitkering, nu van de cessionaris die het recht van uitkering zelf heeft verkregen anders dan van de cessionaris die een beperkt recht op het recht van uitkering heeft verkregen, geen schriftelijke toestemming vereist wordt.
Evenzeer als de pandhouder een na verpanding onherroepelijk geworden begunstiging tegen zich moet laten gelden(37) , geldt dit voor de cessionaris. Immers, beiden hebben de mogelijkheid om respectievelijk bij de vestiging van het pandrecht of de verkrijging te eisen dat zij als begunstigde in de zin van beperkt gerechtigde of hoofdgerechtigde worden aangewezen in plaats van of naast de overdracht of vestiging ex art. 7:970 BW, hetgeen in de praktijk al veel het geval is.(38) Door dit na te laten, laten zij de mogelijkheid van begunstiging van een ander open. Het is dan ook raadzaam om in de praktijk nooit enkel door overdracht of vestiging een recht op uitkering te verkrijgen, maar daarnaast altijd door begunstiging. In dit verband is van belang, dat de pandhouder hierbij ex art. 7:984 lid 1 BW bevoegd is om een nog herroepelijke begunstiging te wijzigen ten behoeve van de verzekeringnemer, waarmee hij eventuele derde-begunstigden buiten spel kan zetten.(39) Het is niet zo dat een dergelijk ouder recht op uitkering op basis van de goederenrechtelijke anciënniteitregel voorgaat op het jongere, nu het krachtens cessie verkregen recht op derivatieve wijze verkregen is, waarbij de verkrijger zijn recht ontleent aan de vervreemder, terwijl het na aanvaarding van begunstiging verkregen recht op originaire wijze, namelijk rechtstreeks op grond van de verzekeringsovereenkomst verkregen wordt. Ter illustratie verwijs ik naar de situatie waarin een derde door middel van verjaring het recht van eigendom op een auto, die reeds eigendom is van een ander, verkrijgt.
Met betrekking de situatie waarin een pandrecht rust op het recht van uitkering en de als hoofdgerechtigde begunstigde nog niet heeft aanvaard, geldt op grond van art. 7:971 lid 2 BW een bijzondere regeling op grond waarvan de pandhouder de als hoofdgerechtigde aangewezene in staat dient te stellen alsnog te aanvaarden, zodat deze zijn recht kan uitoefenen met inachtneming van het pandrecht.
Gezien art. 7:966 lid 2 BW heeft de verzekeraar het recht om een aanwijzing als begunstigde of een wijziging daarvan af te wijzen indien deze de nakoming van zijn uitkeringsverplichting onredelijk zou bemoeilijken, waarvan in het bovenstaande geval mijns inziens ontegenzeglijk sprake is. Het ligt binnen de kennissfeer van de verzekeraar om een botsing tussen een eerdere cessie en een latere begunstiging te constateren, nu zij van zowel de begunstiging ex art. 7:966 lid 1 BW als de cessie ex art. 7:970 lid 2 BW door middel van schriftelijke mededeling op de hoogte gesteld dient te worden als constitutief vereiste voor zowel de begunstiging als de cessie. Het is dan ook zaak dat de verzekeraar zijn bevoegdheid ex art. 7:966 lid 2 BW serieus neemt om door afwijzing van de begunstiging in een vroeg stadium collisie met een eerdere cessie uit te sluiten en te voorkomen dat deze meermalen op uitkering voor dezelfde som verzocht wordt. (40)
§ 4.2. Begunstiging met en vestiging van een beperkt recht.
Ingevolge art. 7:966 lid 1 sub a BW kan de verzekeringnemer een derde als begunstigde als hoofdgerechtigde of als beperkt gerechtigde aanwijzen. De begunstiging als beperkt gerechtigde verschilt wezenlijk van de vestiging van een beperkt recht. De begunstiging is zuiver van verbintenisrechtelijke aard(41) , waarbij ten behoeve van een derde een beperkt recht op het recht van uitkering wordt bedongen, terwijl de vestiging van goederenrechtelijke aard is, waarbij het recht van uitkering met een beperkt recht bezwaard wordt.
De als pandhouder aangewezen begunstigde verkrijgt tegenover de verzekeraar dezelfde rechten op uitkering als de pandhouder die zijn pandrecht door middel van vestiging heeft verkregen.
Voor zowel de begunstiging met als vestiging van een pandrecht is mededeling aan de verzekeraar vereist, zodat niet gezegd kan worden dat er een wezenlijk verschil in publiciteit tussen begunstiging en vestiging bestaat. Immers, de registratie van een onderhandse akte van cessie of de inschrijving van een authentieke akte is voor andere begunstigden in praktijk net zomin openbaar of kenbaar als de begunstigingsmededeling aan de verzekeraar.
Er bestaan van mijn kant dan ook geen bezwaren tegen de begunstigingsconstructie van art. 7:966 BW op zichzelf, maar eerder tegen haar bestaan naast die van de vestiging ex art. 7:970 jo. 7:971 BW.(42) De begunstiging met een beperkt recht en de vestiging van een beperkt recht zijn tenslotte gelijkwaardige alternatieven.(43)
Begunstiging kan de schuldeiser in principe dezelfde waarborgen bieden als vestiging, mits deze vanaf het moment van begunstiging door een aanvaardingsverklaring van de begunstigde aan de verzekeraar onherroepelijk wordt gemaakt. Met het oog daarop dient de verzekeringnemer niet alleen de derde als begunstigde aan te wijzen, maar ook tegelijkertijd aan deze derdebegunstigde schriftelijk toestemming te geven om te aanvaarden in de zin van art. 7:968 lid sub a BW jo. 7:969 lid 1 BW.(44)
De begunstigingsconstructie kent dus wel meer formaliteiten en daarmee dus meer kansen op een misslag dan de vestiging, die met een onderhandse geregistreerde akte en mededeling aan de verzekeraar ex art. 7:970 jo. 3:94 jo. 3:98 BW voltooid is.(45)
Niet alleen kan een derde begunstigd worden met het beperkte recht van pand, maar ook met dat van vruchtgebruik. Daar Titel 9 van Boek 3 van overeenkomstige toepassing(46) is op het door begunstiging verkregen recht van pand op het recht van uitkering, neem ik aan dat Titel 8 van Boek 3 BW van toepassing is op het door begunstiging verkregen recht van vruchtgebruik, waaromtrent in Titel 7.17 BW niets expliciet geregeld is.(47) Tenzij bij de vestiging anders is bepaald, is de vruchtgebruiker ex art. 3:210 lid 1 BW bevoegd om de uitkering te innen, waarna het vruchtgebruik ex art. 3:213 lid 1 BW op het geïnde komt te rusten dat de vruchtgebruiker vruchtdragend zal moeten beleggen ingevolge art. 3:214 BW.
De mogelijkheid van een recht van vruchtgebruik op het recht van uitkering is niet nieuw, maar bestond onder oud recht ook al ex 3:203 jo. 3:98 BW doch de verkrijging van een recht van vruchtgebruik via begunstiging is uiteraard nieuw ten opzichte van het oude verzekeringsrecht. Misschien dat dit in de praktijk tot meer animo voor begunstiging met vruchtgebruik zou kunnen leiden.(48)
Conclusie
Het belangrijkste verschil in algemene zin tussen het vóór en ná 1 januari 2006 geldende sommenverzekeringsrecht is gelegen in het feit het sommenverzekeringsrecht niet langer voornamelijk polissenrecht is. De onder het oude recht in polissen opgenomen begunstigingsconstructie is nu gecodificeerd in art. 7:966 lid 1 BW. Daarnaast is in art. 7:970 BW uitdrukkelijk de reeds op grond van art. 3:94 BW bestaande mogelijkheid van overdracht van het recht op uitkering door middel van cessie opgenomen.
Het blijkt dat de begunstigingsconstructie meer valkuilen in de vorm van formaliteiten kent dan de vestigingsconstructie, maar dat met inachtneming van deze formaliteiten begunstiging gelijkstaat aan vestiging. In het kader van de begunstiging is niet alleen de onherroepelijkheid van de begunstiging maar ook de aanvaarding essentieel en is in dit verband het moment van mededeling van de aanvaarding door de verzekeringnemer van de begunstiging aan de verzekeraar cruciaal voor de betekenis en waarde van de begunstigingsconstructie in de praktijk. De overdrachts- en vestigingsconstructie van art. 7:970 BW verloopt volgens de eisen die ex art. 3:94 BW aan een dergelijke openbare cessie gesteld worden. Het toepasselijke art. 3:88 BW biedt in de praktijk nagenoeg geen mogelijkheid voor een beroep op derdebescherming.
Zowel uitsluiting van het recht van wijziging van begunstiging in de zin van art. 7:966 BW is mogelijk als uitsluiting van overdraagbaarheid in de zin van art. 3:83 lid 2 BW, welke uitsluitingen niet onderling inwisselbaar zijn. Het is dan ook nodig ten aanzien van ná 1 januari 2006 afgesloten sommenverzekeringsovereenkomsten deze afzonderlijk uit te sluiten. Met betrekking tot vóór 1 januari 2006 totstandgekomen sommenverzekeringsovereenkomsten geldt mijns inziens dat een uitsluiting van wijziging van het recht van begunstiging, welk recht ná 1 januari 2006 ook ten aanzien van vóór 1 januari 2006 afgesloten sommenverzekeringen werking heeft gekregen, door middel van uitleg van een in de polis opgenomen uitsluiting van overdraagbaarheid in een dergelijke uitsluiting begrepen geacht mag worden.
Om collisie tussen het ouder door overdracht of vestiging verkregen recht op uitkering en een jonger door begunstiging verkregen (beperkt) recht op uitkering uit te sluiten, verdient het uit het oogpunt van bescherming van de cessionaris/beperkt gerechtigde aanbeveling dat deze zich naast de constructie van overdracht of vestiging als begunstigde laat aanwijzen met dadelijke toestemming tot aanvaarding en dat aanvaarding terstond geschiedt.
Tot slot is aan de orde gesteld, dat ten aanzien van de nieuwe mogelijkheid van verkrijging van een recht van vruchtgebruik door middel van begunstiging weliswaar een extra ingangsmogelijkheid voor deze rechtsvorm is gecreëerd, maar dat een nadere regeling van de inhoud van dat recht op het gebied van het sommenverzekeringsrecht ontbreekt.
Door mr. H.P.A.J. Martius MJur. ECL (Oxon.)
Professional Support Lawyer bij de Praktijkgroep Property & Insurance bij NautaDutilh Amsterdam en Rotterdam en docent verzekeringsrecht bij de Master Verzekeringskunde van de Universiteit van Amsterdam/Amsterdam Business School.
Noten:
36) Kamerstukken II 1999/2000, 19 529, D, p. 7.
37) Kamerstukken II 1999/2000, 19 529, nr. 5, p. 54.
38) Kamerstukken II 1999/2000, 19 529, nr. 5, p. 17.
39) Kamerstukken II 1999/2000, 19 529, nr. 5, p. 54.
40) Vanzelfsprekend hoeft de verzekeraar slechts één keer uit te keren, nu de later dan de voltooiing van de cessie aanvaarde begunstiging voorgaat. De verzekeraar kan dan dus bevrijdend betalen aan de begunstigde.
41) Zie § 1.2.in deel I van mijn bijdrage.
42) Zo ook Asser-Clausing-Wansink 1998, nr. 414.
43) Kamerstukken II 1985/86, 19 529, nr. 3, p. 44.
44) Kamerstukken II 1985/1986, 19 529, nr. 3, p. 36.
45) Kamerstukken II 1985/86, 19 529, nr. 3, p. 43.
46) Kamerstukken I 2004/05, 19529, B, p. 28-29.
47) J.J. Rijkels, ‘Wilsrechten van de verzekeringnemer’, in: M.L. Hendrikse, Ph.H.J.G. van Huizen & J.G.J. Rinkes, Nieuw verzekeringsrecht praktisch belicht, Deventer: Kluwer 2005, p. 321.
48) J.J. Rijkels, ‘Wilsrechten van de verzekeringnemer’, in: M.L. Hendrikse, Ph.H.J.G. van Huizen & J.G.J. Rinkes, Nieuw verzekeringsrecht praktisch belicht, Deventer: Kluwer 2005, p.321.