1. Inleiding
De onlangs door ons hoogste rechtscollege uitgesproken kabel-arresten (HR 6 juni 2003, BR 2003/9, m.nt. A.A. van Velten) hebben tot grote onzekerheid geleid bij juristen die betrokken zijn bij de overdracht en financiering van telecommunicatienetwerken.
Behalve de Boeken 3 en 5 van het BW, spelen hier ook de Kadasterwet (KW) en de Telecommunicatiewet (TW) een belangrijke rol.
In WPNR 03/6540 voorzien van den Broek en Bongers problemen bij de administratieve afhandeling van ingeschreven telecommunicatienetwerken (noot 1). Ook de Groot (noot 2) onderkent dat het met de huidige instrumenten lastig is rechten op telecommunicatienetwerken in te schrijven. Hun vrees voor problemen wordt waarschijnlijk ingegeven door het feit dat aan kabelnetwerken geen afzonderlijke kadastrale aanduidingen worden toegekend. Kabelnetwerken kunnen volgens de Hoge Raad in de openbare registers worden geindividualiseerd met de aanduidingen van alle kadastrale percelen waar een kabel is ingegraven. Dat betekent echter dat in een akte voor één zaak soms duizenden kadastrale aanduidingen moeten worden genoemd, die ook weer bij her- en narecherches moeten worden geraadpleegd. In geval van splitsing van bezwaarde percelen is bovendien de kans groot dat nieuw gevormde percelen ten onrechte in de administratie met rechten voor kabelnetwerken worden belast (zogenaamde besmetting).
Het Kadaster onderzoekt daarom andere methoden om kabelnetwerken te individualiseren. Een aanpassing van de regelgeving, waardoor aan netwerken afzonderlijke kadastrale aanduidingen kunnen worden toegekend, zal in dat onderzoek worden meegenomen (noot 3).
Om in de tussenfase toch op praktische wijze aan de vraag naar inschrijving van rechten op netwerken te kunnen voldoen, wordt thans de mogelijkheid geboden tot inschrijving van netwerktekeningen op kadastrale ondergrond. Op deze tekeningen worden coördinaten en lijnverbanden uit het digitale bestand van de netwerkeigenaar gecombineerd met de zelfde gegevens van kadastrale percelen. Indien de gegevens van de netwerkeigenaar passen in het coördinatenstelsel van het Kadaster is het resultaat een tekening, waarop zowel de kadastrale percelen, als de ligging van het netwerk is afgebeeld. De tekening kan worden afgedrukt als overzichtstekening voor het hele gebied van een gemeente of kadasterkantoor. Van gedeelten van die tekening kunnen ook uitvergrotingen worden gemaakt met een schaal waardoor kadastrale nummers en plaatselijke aanduidingen van percelen, die door het netwerk worden doorsneden, goed leesbaar worden.
Indien zo een tekening als bijlage bij een akte of verklaring in de openbare registers wordt ingeschreven, behoeft in dat stuk zelf geen melding te worden gemaakt van alle kadastrale percelen, waarin het netwerk is ingegraven. Die kadastrale aanduidingen zijn immers opgenomen op de als bijlage in de openbare registers ingeschreven tekening. Hierna volgt een toelichting op de voorbereiding en inschrijving van dergelijke tekeningen en het mogelijk gebruik daarvan.
2. Vervaardiging en inschrijving van de netwerktekening
Bij de toepassing van het vorenstaande op de vervaardiging en vervolgens inschrijving in de openbare registers van netwerktekeningen kunnen de volgende stadia worden onderscheiden.
1. De procedure voor vervaardiging van netwerktekeningen begint met de verstrekking aan de bewaarder van een digitaal bestand. Het bestand dient te voldoen aan vereisten met betrekking tot het bestandformaat en bevat coördinaten en lijnverbanden, die de ligging weergeven van het netwerk.
2. Het Kadaster combineert dit bestand met het eigen digitaal bestand van de kadastrale kaart. Het resultaat is een bestand voor een netwerktekening op kadastrale ondergrond. Op de tekening worden met een uniek kenmerk percelen aangeduid, die in de kadastrale registratie worden gebruikt voor het stellen van verwijzingen naar de openbare registers. Deze “verwijzingpercelen” zijn bij voorkeur percelen, waarop zich een bovengronds onderdeel uit het netwerk bevindt .
3. Met behulp van voornoemd digitaal bestand wordt in analoge vorm een overzichtstekening in drievoud op A0 formaat vervaardigd. De tekening wordt door de bewaarder voorzien van een “depotverklaring” en teruggestuurd naar de notaris. In zijn “depotverklaring” vermeldt de bewaarder dat een digitaal equivalent van deze tekening onder een uniek nummer in bewaring is genomen, alsmede van welke datum de tekening de kadastrale gegevens weergeeft.
4. De notaris legt de tekening voor aan partijen om te verifiëren of deze tekening de juiste ligging van het netwerk aangeeft. Indien partijen dat wensen, vraagt de notaris bij de bewaarder uitvergrotingen van gedeelten van de tekening, waarop straatnamen en kadastrale aanduidingen leesbaar zijn. Indien partijen akkoord zijn, passeert de notaris de akte. Daarin zou, als exacte gegevens omtrent de ligging van het netwerk ontbreken, de onzekerheidsmarge nader kunnen worden gespecificeerd. Bijvoorbeeld met de tekst dat de kabel zich bevindt binnen een bepaalde afstand ter weerszijden van het midden van de lijn, die op de tekening het netwerk aangeeft. Alleen van kadastrale percelen, die op de tekening als verwijzingperceel zijn aangeduid, behoeft de kadastrale aanduiding te worden vermeld in de akte zelf. Voor het overige kan een verwijzing worden opgenomen naar de als bijlage toegevoegde overzichtstekening met depotverklaring. De notaris voegt een exemplaar van deze tekening bij zijn minuutakte. Een tweede exemplaar bij het ter inschrijving aan te bieden afschrift van de minuutakte en een derde exemplaar, waarop een verklaring van eensluidendheid is geplaatst, als losse bijlage bij het formulier hypotheken 4. De stukken worden ter inschrijving aangeboden.
5. Indien wordt voldaan aan de inschrijvingsvereisten, worden formulieren hypotheken 4 met bijlage opgenomen in de openbare registers. Het ingeschreven stuk met bijlage wordt voorzien van een relaas van inschrijving en terug gezonden naar de aanbieder.
6. Ten behoeve van de beantwoording van toekomstige verzoeken om informatie neemt de bewaarder een digitaal equivalent van het formulier hypotheken 4 met vervolgbladen en bijlage op in een digitaal werkbestand. Het is de bedoeling dat dit bestand in de toekomst de status openbaar register zal krijgen, doch in afwachting van de wijziging van de Kadasterwet4, wordt dit bestand thans gebruikt als hulpmiddel voor het vervaardigen van afschriften uit de “papieren” openbare registers. Gebruikelijk is dat dit digitale werkbestand wordt vervaardigd door het scannen van het formulier hypotheken 4 met bijlagen. Indien de bijlage een tekening is, waarop een depotverklaring is gesteld, wordt deze echter niet gescand, doch wordt het depotbestand overgebracht naar het bestand van het toekomstig openbaar register. Omdat dit een zogenaamd vectorbestand is, wordt het mogelijk om uitvergrotingen te maken, die goed leesbare kadastrale en plaatselijke aanduidingen tonen. Het overbrengen van het depotbestand gebeurt pas nadat de bewaarder heeft geconstateerd dat het tot inschrijving van de akte ongewijzigd is gebleven.
3. De ontsluiting van de openbare registers
Uiteraard dienen de aldus opgeslagen gegevens op eenvoudige wijze te kunnen worden teruggevonden door derden, bijvoorbeeld in het kader van een overdracht of bij de voorgenomen vestiging van een beperkt recht op de desbetreffende grond, zoals een recht van opstal voor de aanleg van een tunnel.
Volgens artikel 48 KW dient de kadastrale registratie zodanig te worden bijgehouden dat zij door middel van de kadastrale aanduiding van de onroerende zaak de openbare registers raadpleegbaar doet zijn. Ook na inschrijving van netwerktekeningen met verwijzingpercelen wordt aan deze voorwaarde voldaan. Er ontstaat dan een systeem van “getrapte verwijzingen”. De in de openbare registers opgenomen tekening koppelt het verwijzingperceel aan de andere percelen, waarin het netwerk ligt. In de kadastrale registratie wordt bij de verwijzingpercelen de tenaamstelling opgenomen en het deel en nummer van inschrijving in de openbare registers vermeld. Uitvergrotingen van een deel van de netwerktekening, met goed leesbare kadastrale- en plaatselijke aanduidingen, kunnen ook worden verstrekt als de in artikel 99 KW bedoelde, door de bewaarder gewaarmerkte, uittreksel uit de openbare registers.
Beslagen op netwerken, waarvoor geen netwerktekening is ingeschreven, worden aangetekend bij de in dat beslag genoemde kadastrale percelen. Als daarna een netwerktekening in depot wordt genomen, onderzoekt de bewaarder of het netwerk beslagpercelen raakt. Als dat het geval is, zal de bewaarder het beslag ook ambtshalve bij de verwijzingpercelen vermelden.
Door deze opzet kan aan twee soorten vragen naar inschrijvingen in het openbaar register worden voldaan. De vraag of een telecommunicatienetwerk is ingeschreven, wordt beantwoord met een negatieve mededeling of een afschrift van de inschrijving, met netwerktekening, van het telecommunicatienetwerk. Daarop volgende her- en narecherches kunnen op de gebruikelijke wijze worden uitgevoerd bij alleen de verwijzingpercelen.
4. Het gebruik van netwerktekeningen
Behalve als bijlage bij een akte van overdracht of hypotheekverlening kan een netwerktekening ook worden ingeschreven als bijlage bij een soort teboekstelling van het kabelnetwerk. Door het aanbrengen en verenigen van de bestanddelen daarvan ontstaat een zaak, het kabelnetwerk, die naar aard en inrichting bestemd is om ter plaatse te blijven en dus volgens de criteria van het portacabinarrest een onroerende zaak is5. In geval van openbare telecommunicatiewerken brengt deze juridische transformatie van roerende tot onroerende zaak geen verandering in de eigendom (artikel 5.6. TW).
Inschrijving in de openbare registers is geen constitutief vereiste. In de praktijk blijkt echter de behoefte te bestaan om de eigendom van het telecommunicatienetwerk wel al in te schrijven. Derden aan wie het netwerk door onbevoegden wordt geleverd kunnen dan namelijk geen beroep meer doen op de bescherming van artikel 3:24 BW 6. Voorafgaande aan hypotheekverlening heeft zo een teboekstelling bovendien het praktisch voordeel dat in latere hypotheekakten en overdrachten kan worden volstaan met een verwijzing naar de eerste inschrijving met netwerktekening in het register hypotheken 4.
Door bewaarders worden op de inschrijving van rechten op een netwerk de inschrijvingsvereisten uit artikel 36 tweede lid KW toepasselijk verklaard. Dat betekent dat een notariële registerverklaring dient te worden ingeschreven, waarin het bestaan van het recht op het netwerk wordt geconstateerd onder toevoeging van de naam van de rechthebbende. Bewijsstukken, waarop de notaris zijn in artikel 37 KW bedoelde betrouwbaarheidsoordeel baseert, dienen als bijlage te worden ingeschreven.
Netwerktekeningen kunnen in geval van overdracht ook van pas komen bij de individualisering van netwerken, waartoe op grond van het eenheidsbeginsel (5:3 BW) gedeelten worden gerekend, die zich in de grond van een ander bevinden 7. Dergelijke gevallen van horizontale natrekking kunnen zich voordoen bij overdracht van lege beschermingsbuizen (zogenaamde ducts), waarin wellicht in de toekomst kabels worden ingeblazen. Omdat deze lege ducts geen telecommunicatienetwerk in de zin van artikel.1.1. onder d Telecommunicatiewet zijn, is artikel 5.6 TW dan niet toepasselijk. Ook kunnen netwerktekeningen worden gebruikt in het geval van een horizontaal nagetrokken gedeelte van een leidingennetwerk bij een hoofdzaak, waarvoor opstalrechten of BP-rechten werden gevestigd. Het kan dan ter voldoening aan de bepaaldheidseis van artikel 3:84 lid 2 BW nodig zijn om in de openbare registers in te schrijven welke gedeelten bij welke hoofdzaak worden nagetrokken.
W. Louwman *
1. M.M. van den Broek en E. Bongers in WPNR 03/6540, p 539
2. J..A. de Groot WPNR 03/6540, p 551
3. Door G.E. van Maanen werd in WPNR 98/6326 p 553 reeds gepleit voor een afzonderlijke registratie
4. Zie ook A.A. van Velten het voorstel tot wijziging van de Kadasterwet, WPNR 02/6501 p 595 en W. Louwman, inschrijving in de openbare registers van in elektronische vorm aangeleverde stukken, JBN 2003,3
5. HR 31 oktober 1997 NJ 1998,97 en ook J.J.A. de Groot in WPNR 2003, 6517 omtrent de vraag of een schip onroerend kan zijn. Met betrekking tot dat laatste merk ik op dat het feit dat een watervilla onroerend is, nog niet zegt dat er verticale natrekking plaats vindt. De mogelijkheid tot teboekstelling als schip, 8:1 BW, en het verbod op dubbele teboekstelling van schepen, 8:194 BW, kan worden gezien als een in artikel 5:20 BW bedoelde afwijkende wettelijke bepaling.
6. Weliswaar is volgens artikel 5:150 overgangswet NBW artikel 3: 24 BW niet van toepassing op het ontbreken van inschrijving van oud vaderlandse rechten, doch analoge toepassing op rechten op telecommunicatienetwerken is onduidelijk.
7. Voor de beantwoording van de vraag wat het hoofdgedeelte is, is de uitspraak van het Hof in de zaak van het telecommunicatienetwerk arrest van belang. Omdat het netwerk voor het grootste deel in gemeentegrond lag, werd de gemeente op grond van achtereenvolgens verticale en horizontale natrekking geacht eigenaar te zijn van de gehele infrastructuur. De Hoge Raad besliste dat deze redenering in het geval van openbare telecommunicatienetwerken niet opgaat vanwege artikel 5.6 Telecommunicatiewet. In gevallen, waarin artikel 5.6 Telecommunicatiewet niet toepasselijk is, zoals bij niet-openbare telecommunicatienetwerken en lege ducts, lijkt het een plausibele redenering
* Bewaarder van het kadaster en de openbare registers