De Flex-BV in vogelvlucht (I)
Een verkenning van grote hoogte
Inleiding
De Flex-BV komt er aan! Per 1 oktober 2012 zal de nieuwe wettelijke regeling in werking treden.1 Afwachten is geen optie meer. U zult er aan moeten geloven. Om u tegemoet te komen brengt dit artikel de wijzigingen per onderwerp alsmede het overgangsrecht in kaart. Achtereenvolgens zal worden stilgestaan bij de regels omtrent kapitaal en kapitaalbescherming, stem- en vergaderrechten, besluitvorming, winstrechten, overdraagbaarheid van aandelen, benoeming van bestuurders en commissarissen, aandeelhoudersrechten en –verplichtingen, omzetting, fusie en splitsing, minderheidsbescherming en het overgangsrecht. De nieuwe geschillenregeling laat ik hier buiten beschouwing. Het is overigens best een mooi ding geworden, die Flex-BV. Tijd voor een verkenning. Vliegt u mee?2
Kapitaal
De meest opvallende wijzigingen die de nieuwe regeling op dit punt behelst zijn: het afschaffen van een minimumkapitaal, het afschaffen van een verplicht maatschappelijk kapitaal en een nominale waarde van aandelen die ook in andere valuta dan euro kan worden uitgedrukt.
Ingevolge art. 2:178 lid 1 BW3 dienen de statuten het nominale bedrag van de aandelen te vermelden. De nominale waarde kan worden uitgedrukt in meer dan twee cijfers achter de komma4 en kan worden uitgedrukt in een vreemde valuta. Vennootschappen die zijn ontstaan voor 1 januari 2002 kunnen nog aandelen hebben waarvan de nominale waarde in gulden is uitgedrukt. De huidige regeling omtrent de in bepaalde gevallen verplichte omzetting van bedragen in euro wordt gehandhaafd, met dien verstande dat ook wijziging van de nominale waarde van aandelen in een vreemde geldeenheid kan geschieden.5 Tevens kunnen de statuten een maatschappelijk kapitaal vermelden. Dat hoeft niet. Als dat wel het geval is, zal dit maatschappelijk kapitaal, zoals thans, de grens vormen van het aantal aandelen dat zonder wijziging van de statuten kan worden uitgegeven. De eis dat ten minste een vijfde gedeelte van het maatschappelijk kapitaal moet zijn geplaatst, komt te vervallen.
Kapitaalbescherming
Het systeem van kapitaalbescherming wordt radicaal anders. Bij storting op aandelen anders dan in geld komt de accountantsverklaring te vervallen, bij storting op aandelen bij oprichting in geld vervalt het vereiste van een bankverklaring. Het crediteurenverzet bij kapitaalvermindering, zowel door verlaging van de nominale waarde van aandelen als door intrekking van aandelen, komt te vervallen.6 De regeling omtrent Nachgründung verdwijnt. In plaats daarvan komt een grotere rol en verantwoordelijkheid van het bestuur bij de bepaling of een kapitaalvermindering, storting op aandelen of een ‘Nachgründung-transactie’ met de vennootschap kan plaatsvinden. Ook bij inkoop komt het bestuur een grotere verantwoordelijkheid toe in de beoordeling van de haalbaarheid daarvan. Voorts komen de beperkingen en verboden met betrekking tot het verstrekken van leningen, het verstrekken van koersgaranties en het verlenen van zekerheden met het oog op het nemen van (certificaten van) aandelen in het kapitaal van de vennootschap te vervallen. Ik ga op een aantal onderdelen nader in.
Oprichting, uitgifte en storting
De hoofdregel wordt dat bij het nemen van het aandeel daarop het nominale bedrag moet worden gestort. Bedongen kan worden dat het gehele nominale bedrag of een deel daarvan eerst behoeft te worden gestort na verloop van een bepaalde tijd of nadat de vennootschap het zal hebben opgevraagd, aldus art. 2:191 lid 1 BW. Indien bij oprichting op aandelen anders dan in geld wordt gestort dient nog steeds een beschrijving te worden opgemaakt die door alle oprichters wordt ondertekend. De beschrijvingsdatum mag maximaal zes maanden voor de oprichting liggen. De beschrijving dient, zoals thans, ter inzage van de (toekomstige) aandeelhouders en vergadergerechtigden te liggen. Of de waarde die de beschrijving weergeeft reëel is en derhalve volstaat ter storting op de aandelen, staat geheel ter beoordeling van de oprichters. Ingeval van storting anders dan in geld na oprichting komt deze rol toe aan de bestuurders. De accountantsverklaring over de beschrijving komt te vervallen. Bij storting op aandelen in geld bij oprichting komt, zoals gezegd, het vereiste van de bankverklaring te vervallen. Bij storting in andere valuta dan die waarin de aandelen luiden vereist art. 2:191a lid 3 BW wel nog steeds, zowel bij oprichting als na oprichting, een verklaring omtrent de wisselkoers ter bepaling in hoeverre aan de stortingsplicht is voldaan. Bepalend is de dag van storting.
Inkoop en kapitaalvermindering
De kapitaalbeschermingsregeling ten aanzien van inkoop en intrekking van aandelen wordt ook aanzienlijk anders. De inkoop van aandelen als zodanig is niet gemaximeerd, zij het dat er ten minste één stemgerechtigd aandeel bij een ander dan, en anders dan voor rekening van de vennootschap of een dochtermaatschappij dient te zijn geplaatst.7 Het bestuur beslist over de verkrijging van aandelen in het kapitaal van de vennootschap, zo bepaalt art. 2:207 lid 1 BW. Ingevolge lid 2 van dat artikel legt het bestuur twee toetsen aan. Tot verkrijging door de vennootschap van eigen aandelen tegen betaling kan niet worden overgegaan indien (i) het eigen vermogen, verminderd met de verkrijgingsprijs, kleiner is dan de reserves die krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden8, of (ii) indien het bestuur weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de verkrijging niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, een Beklamel-achtige toets dus.9 Een toerekenbaar verkeerde inschatting heeft voor de bestuurders en feitelijk beleidsbepalers verstrekkende gevolgen: zij zijn jegens de vennootschap hoofdelijk verbonden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging is ontstaan met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. Disculpatie is mogelijk. Ook de overdrager van de aandelen die deze geobjectiveerde wetenschap kan worden toegeschreven is jegens de vennootschap gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de verkrijging van zijn aandelen is ontstaan, en wel voor ten hoogste de verkrijgingsprijs van de door hem vervreemde aandelen, met de wettelijke rente vanaf de dag van de verkrijging. Op schuldverrekening kan geen beroep worden gedaan.
De regeling omtrent de verkrijging van aandelen door een dochtermaatschappij blijft in hoofdlijnen overeind, maar wordt toegesneden op de nieuwe regels omtrent de verkrijging door een vennootschap van eigen aandelen. Zo mag een dochtermaatschappij alleen dan aandelen in de moeder voor eigen rekening onder bijzondere titel anders dan om niet verkrijgen, als het bestuur van de moeder daarmee heeft ingestemd. Is die instemming niet verleend, dan is de verkrijging nietig. Ik verwijs kortheidshalve naar de regeling in art. 2:207d BW.
Zoals eerder gemeld komt ten aanzien van de intrekking en de verlaging van het bedrag van de aandelen de regeling van het crediteurenverzet te vervallen. Op een besluit tot kapitaalvermindering zijn de leden 2 tot en met 4 van art. 2:216 van overeenkomstige toepassing als was het een uitkering10: de algemene vergadering kan er toe besluiten maar het bestuur dient er zijn goedkeuring aan te geven. In het volgende onderdeel ga ik nader op deze regeling in.
Uitkeringen van winst en reserves
Ook de kapitaalbeschermingsregeling ten aanzien van uitkeringen wordt aanzienlijk anders. Tot uitkering kan worden besloten door de algemene vergadering dan wel een ander bij de statuten aangewezen orgaan. Er kan echter slechts worden besloten tot uitkering voor zover het eigen vermogen groter is dan de reserves die krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden. Er dient dus een vermogenstoets plaats te vinden, al is niet bepaald aan de hand waarvan. Het is dus het tot uitkering bevoegde orgaan dat deze beoordeling dient te maken.11
Een besluit tot uitkering heeft geen gevolgen zolang het bestuur geen goedkeuring heeft verleend. Het bestuur weigert slechts goedkeuring indien het weet of redelijkerwijs behoort te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden.12
De gevolgen van een goedkeuring die geweigerd had dienen te worden in het geval dat bestuurders beter hadden moeten weten zijn even verstrekkend als bij inkoop: hoofdelijke verbondenheid van de bestuurders voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan onder gehoudenheid tot vergoeding van de wettelijke rente vanaf het moment van uitkering, zonder recht op verrekening maar met de mogelijkheid van disculpatie. Ook degene die de uitkering ontving en wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet zou kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden is gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de uitkering is ontstaan, zulks voor ten hoogste het bedrag of de waarde van de door hem ontvangen uitkering, met de wettelijke rente vanaf de dag van uitkering. Als termijn van deze voorzienbaarheid, zo heeft de Minister van Veiligheid en Justitie laten weten, zou in beginsel één jaar kunnen worden aangehouden.13
Voor de normstelling en de reikwijdte van de aansprakelijkheid wordt aangesloten bij de op dit moment geldende jurisprudentie, zo verduidelijkt de nadere memorie van antwoord.14 Volgens de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Flex-BV zou aansprakelijkheid alleen aan de orde moeten zijn indien sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Aansprakelijkheid dient volgens de memorie dus niet te snel te worden aangenomen.15 Niet is vereist dat de beoordeling wordt getoetst door een deskundige.
Stem- en vergaderrechten; besluitvorming
In het wetsvoorstel wordt een aantal nieuwe elementen geïntroduceerd. Zo wordt het op grond van art. 2:228 BW mogelijk stemrechtloze aandelen te creëren en ontstaat er grote vrijheid de stemverhoudingen in te richten. Een zodanige statutaire regeling geldt voor alle besluiten van de algemene vergadering. Een differentiatie van het aan aandelen verbonden stemrecht per besluit is niet mogelijk. Een stemrechtloos aandeel kan niet tevens winstrechtloos zijn.
De nieuwe regeling maakt een einde aan de hoofdbrekens die het huidige art. 2:228 BW ten aanzien van gedifferentieerd stemrecht vaak oplevert. Het nieuwe art. 2:227 lid 1 BW definieert vergaderrechten: het recht om, in persoon of bij schriftelijk gevolmachtigde, de algemene vergadering bij te wonen en daar het woord te voeren. Vergaderrechten komen onder meer toe aan houders van certificaten waaraan bij de statuten vergaderrecht is verbonden. De statuten kunnen bepalen dat het verbinden en ontnemen van vergaderrechten aan certificaten van aandelen geschiedt door een daartoe in de statuten aangewezen orgaan. Dit maakt een einde aan de huidige, soms lastige, beoordeling of certificaten al dan niet met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven. De huidige regeling omtrent vergaderrechten van aandeelhouders, vruchtgebruikers en pandhouders wordt in grote lijnen gehandhaafd.
De minimale oproepingstermijn wordt verkort naar acht dagen. Is die termijn niet in acht genomen dan kan toch wettig worden besloten indien alle vergadergerechtigden met die verkorte oproepingstermijn hebben ingestemd en de bestuurders en commissarissen in de gelegenheid zijn gesteld advies uit te brengen. De statuten kunnen bepalen dat de algemene vergadering in een plaats buiten Nederland plaatsvindt. Vindt een vergadering elders plaats dan de statuten voorschrijven, dan is besluitvorming toch mogelijk indien alle vergadergerechtigden met die andere vergaderplaats hebben ingestemd en de bestuurders en commissarissen in de gelegenheid zijn gesteld advies uit te brengen. Ten minste een maal per jaar dient een algemene vergadering te worden gehouden, zij het dat in plaats daarvan ook besluitvorming buiten vergadering kan plaatsvinden. Daarmee komt met de nieuwe wet ook aan die discussie een einde. Besluitvorming buiten vergadering kan ook als er naast de aandeelhouders ook andere vergadergerechtigden zijn mits alle vergadergerechtigden hebben ingestemd met deze wijze van besluitvorming. Een statutaire grondslag is daarvoor niet meer nodig. Besluitvorming met algemene stemmen is evenmin vereist. Wel dienen bestuurders en commissarissen voordien in de gelegenheid te worden gesteld hun advies uit te brengen. Een aanzienlijke verruiming van de mogelijkheid dus om buiten vergadering te besluiten.
Winstrechten
Nieuw is dat de statuten kunnen voorzien in aandelen zonder winstrechten. Art. 2:216 lid 7 BW bepaalt dat bij de statuten kan worden bepaald dat aandelen van een bijzondere soort of aanduiding geen of slechts beperkt recht geven tot deling in de winst of reserves van de vennootschap. Aandelen kunnen ingevolge art. 2:228 lid 5 BW niet zowel stemrechtloos als winstrechtloos zijn. Aandelen waaraan louter vergaderrechten zouden zijn verbonden zijn derhalve niet mogelijk. De nieuwe regeling maakt het onder meer mogelijk prioriteitsaandelen uit te geven waaraan geen winstrechten zijn verbonden.
Overigens maakt art. 2:216 lid 7 BW duidelijk dat de winstverdeling tussen aandeelhouders alleen bij – en dus niet krachtens – de statuten kan geschieden.16 Een bepaling in een aandeelhoudersovereenkomst waarbij van de statutaire winstverdelingsbepalingen wordt afgeweken blijft mogelijk, maar zal, zoals nu, dienen te worden beschouwd als een herverdelingsovereenkomst op aandeelhoudersniveau.
Blokkeringsregeling en lock-up
De blokkeringsregeling is in het wetsvoorstel aanzienlijk veranderd. De wet voorziet in een aanbiedingsregeling en, indien gewenst door de aanbiedende aandeelhouder, een prijsbepaling door een of meer onafhankelijke deskundigen. Daar kan bij de statuten van worden afgeweken in die zin dat een andere blokkeringsregeling wordt opgenomen of dat er geen blokkeringsregeling wordt opgenomen. Ook is het mogelijk dat bij de statuten wordt bepaald dat de overdraagbaarheid van de aandelen tijdelijk wordt uitgesloten. Voorts kan in de statuten een afwijkende prijsbepalingsregeling worden opgenomen. De bepalingen in de statuten omtrent de overdraagbaarheid van aandelen vinden geen toepassing, indien de overdracht door die bepalingen onmogelijk of uiterst bezwaarlijk is, tenzij dit het gevolg is van een tijdelijke statutaire uitsluiting van overdracht of van een statutaire prijsbepalingsregeling waaraan de aandeelhouder is gebonden.
Nieuw is de regeling dat ingeval van executoriaal beslag, faillissement en schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, afgifte van legaat, toedeling uit een gemeenschap of een pandrecht, de rechter de blokkeringsregeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing kan verklaren. De rechter gaat hier slechts toe over indien de belangen van de verzoeker dat bepaaldelijk vorderen en de belangen van anderen daardoor niet onevenredig worden geschaad.
(wordt vervolgd)
mr. P.H.N. Quist*
* Notaris te Amsterdam
Noten:
1. Op 15 december 2009 nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Kamerstukken I 2009/10, 31 058, nr. A) (hierna: het wetsvoorstel Flex-BV) aan. Sindsdien is er overgangsrecht verschenen en is er stevig aan het wetsontwerp gesleuteld. Het wetsvoorstel Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Kamerstukken I 2011/12, 32 426, nr. A) (hierna: de Invoeringswet) is op 4 oktober 2011 door de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer nam de beide wetsvoorstellen aan op 12 juni 2012.
2. Zie ook van dezelfde auteur: ‘Topmodel met alle opties – een preview van de Flex-BV’, TOP 2010, p. 94-99 en ‘Topmodel met alle opties (II) – een facelift voor de Flex-BV’, TOP 2012, p. 37-45. Zie ook het recente WPNR-themanummer over de Flex-BV: WPNR 2012, 6933.
3.Tenzij anders is vermeld, verwijzen artikelen naar de artikelen van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zoals deze op grond van de thans aangenomen wetten komen te luiden.
4. Dit geldt echter niet indien de nominale waarde nog is uitgedrukt in gulden (art. 2:178 lid 2 BW).
5. Art. 2:178c lid 2 BW komt te luiden als volgt: ‘Indien een besloten vennootschap waarvan de statuten het bedrag van het maatschappelijk kapitaal en het bedrag van de aandelen in gulden vermelden, na 1 januari 2002 een wijziging aanbrengt in een of meer bepalingen waarin bedragen in gulden worden uitgedrukt, worden in de statuten alle bedragen omgezet in euro of een vreemde geldeenheid. De art. 178a en 178b zijn van toepassing.’.
6. Bij art. 2:182 BW is echter een procedure van crediteurenverzet bij omzetting van de BV in een andere rechtspersoon (met uitzondering van de omzetting van een BV in een NV) toegevoegd overeenkomstig de huidige verzetsprocedure bij kapitaalvermindering. De reden hiervan is niet langer gelegen in de bescherming van het kapitaal, maar in het feit dat de taken en verantwoordelijkheden van het bestuur ten aanzien van het vermogen bij een BV onder de nieuwe wetgeving verstrekkender zijn dan bij andere rechtspersonen.
7. Zie art. 2:175 lid 1 BW laatste zin, art. 2:207a lid 2 BW en art. 2:207d lid 2 BW. nieuwe wetgeving verstrekkender zijn dan bij andere rechtspersonen.
8. Het verbod op inkoop indien méér dan zes maanden is verstreken zonder dat de jaarrekening is vastgesteld, komt te vervallen.
9. HR 6 oktober 1989, RvdW 1989, 217: ‘Indien een bestuurder een overeenkomst aangaat terwijl hij wist, althans behoorde te weten, althans behoorde te voorzien dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen en geen verhaal biedt voor de schade die de derde dientengevolge lijdt, pleegt de bestuurder een onrechtmatige daad jegens die derde.’.
10. Zie art. 2:208 lid 6 BW.
11. In de Invoeringswet was bepaald dat voor de vaststelling van het eigen vermogen en de reserves de laatst vastgestelde jaarrekening bepalend zou zijn. Deze zinsnede is echter bij amendement geschrapt omdat de indieners vreesden dat hierdoor tussentijdse uitkeringen niet langer mogelijk zouden zijn. In de nadere memorie van antwoord geeft de minister aan dat de omvang van het eigen vermogen en de reserves echter wel eenvoudig kan worden vastgesteld op grond van de jaarrekening. Hiertoe behoeft volgens de minister geen afzonderlijke vermogensopstelling te worden vervaardigd. Zie Kamerstukken II 2011/12 32 426, nr. 21 en Kamerstukken I 2011/12 31 058, nr. E, p. 7.
12. Ook hier geeft de minister in de nadere memorie van antwoord aan, dat geen tussentijdse vermogensopstelling is vereist. Wel brengt de uitkeringstest volgens de minister mee dat het bestuur nagaat of zich sinds het vaststellen van de jaarrekening gebeurtenissen hebben voorgedaan die een risico vormen voor de continuïteit van de onderneming. Indien het bestuur aanwijzingen heeft dat de continuïteit van de vennootschap in gevaar is, kan het volgens de minister raadzaam zijn om bij wijze van uitzondering de vermogensopstelling te actualiseren. Zie Kamerstukken I 2011/12 31 058, nr. E, p. 7-8.
13. Zie Kamerstukken II 2011/12 32 426, nr. 24, p. 11 en Kamerstukken I 2011/12 31 058, nr. E, p. 15.
14. Zie Kamerstukken I 2011/12 31 058, nr. E, p. 9-10. Het betreft de arresten HR 8 november 1991, NJ 1992, 174 (Nimox) en HR 6 februari 2004, JOR 2004/67 (Reinders Didam).
15. Zie Kamerstukken II 2006/07, 31 058, nr. 3, p. 32.
16.Zie Kamerstukken II 2006/07, 31 058, nr. 3, p. 75.