Inleiding
Het preventieve toezicht bij oprichting en statutenwijziging, gebaseerd op de afgifte van de verklaring van geen bezwaar door de minister van Justitie, werkt in de praktijk niet goed. Daarom wordt voorgesteld het preventieve toezicht, althans in zijn huidige vorm, af te schaffen. Op 11 mei jl. is daartoe een wetsvoorstel tot wijziging van onder meer Boek 2 BW ingediend.1
Het ministerie van Justitie, afdeling Herziening Toezicht Rechtspersonen (HTR) werkt aan een systeem dat beoogt de controle op rechtspersonen uit te breiden en te verbeteren. In vergelijking met de huidige situatie wordt de reikwijdte van de controle uitgebreid. Niet alleen (kapitaal)vennootschappen maar ook andere rechtspersonen, alsmede ondernemingen die toebehoren aan een buitenlandse rechtspersoon die een hoofd- of nevenvestiging heeft in Nederland, vallen onder het nieuwe systeem.2 De screening wordt uitgebreid in duur. Er vindt niet langer uitsluitend controle plaats op een beperkt aantal formele momenten, maar op tal van ‘levensloopmomenten’.
Het nieuwe (monotoring)systeem zal volgens de MvT een bijdrage kunnen leveren aan de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen.3 In deze bijdrage bespreek ik de doelstellingen van het volgen van rechtspersonen (1). Vervolgens schets ik beknopt de contouren van het HTR-systeem (2). Ik beantwoord de volgende vragen: Waar leidt al het vergaren van informatie toe? (3) Is sprake van een te ambitieus project? Hoe te oordelen over (de huidige opzet van) het HTR-systeem? (4)
1. Doelstellingen
Blijkens de MvT streeft de wetgever met het screeningsproces gedurende de gehele levensloop van rechtspersonen drie doeleinden na:
1. misbruik van rechtspersonen voorkomen (preventief toezicht);
2. misbruik van rechtspersonen bestrijden (repressief toezicht);
3. de opsporing en vervolging van strafbare feiten die met rechtspersonen zijn gepleegd of dreigen te worden gepleegd te vergemakkelijken.4
Onder misbruik van rechtspersonen verstaat de MvT het gebruik van een rechtspersoon voor ongeoorloofde doeleinden. Hieronder worden in ieder geval misdrijven en overtredingen van financieel-economische aard door middel van een rechtspersoon begrepen, waaronder het gebruik van een rechtspersoon met het oog op het benadelen van zijn schuldeisers.
Het nieuwe toezicht op rechtspersonen biedt een aantal mogelijkheden die een ‘effectiever’ gebruik van de gegevens in de (reeds op basis van de Wet documentatie vennootschappen) bestaande registratie mogelijk maken.5
2. Het HTR-systeem
Het uitgangspunt is om de aanwezige gegevens efficiënter te gebruiken door middel van ‘automatisch risicogestuurde analyse’.6 De controle vindt zoveel mogelijk automatisch plaats aan de hand van veranderingen in sleutelgegevens.7 De computer signaleert vervolgens een verhoogd risico op misbruik. Ik zie enig verband met het systeem van art. 2:19a BW (ontbinding door de KvK): bepaalde indicatoren werken als een zeef. De gevallen die ‘achter blijven in de zeef’ worden door de dienst Justis van het ministerie van Justitie (hierna: Justis)8 ‘opgepakt’ ter controle. Gebruikt worden de volgende bronnen9 die veranderingen in ‘sleutelgegevens’10 over rechtspersonen bevatten (zie ook bijgevoegd schema van het HTR-systeem):
– het handelsregister en de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA);
Voor de actualiteit van deze gegevens is het bronbestand leidend. De MvT vermeldt dat in de basisregistraties waarborgen zijn ingebouwd met betrekking tot de authenticiteit en de betrouwbaarheid van deze sleutelgegevens.11 Het handelsregister vormt de voornaamste bron van sleutelgegevens over rechtspersonen en over degenen die bij hen betrokken zijn.12 Men denke aan gegevens over de volgende levensloopmomenten: oprichting, verhuizing, bestuurderswisseling, omzetting, fusie en splitsing, faillissement, ontbinding, einde rechtspersoon. Het gebruik van een buitenlandse rechtspersoon13 of snelle mutaties in beleidsbepalers kunnen bijvoorbeeld een voorbode zijn van misbruik van een rechtspersoon.
– het Justitiële Documentatiesysteem (JDS) en het Centraal Insolventieregister (CIR);
Uit deze registers worden gegevens gehaald over de criminele en financiële antecedenten van de rechtspersoon en daarbij betrokken natuurlijke personen.
De uit de automatisch risicogestuurde analyse verkregen gegevens houdt Justis vervolgens tegen het licht met behulp van speciaal voor toezicht op rechtspersonen ontwikkelde risicoprofielen die gekoppeld zijn aan bepaalde verschijnselen. Zo’n verschijnsel is een verdachte juridische constructie, een verdachte rechtspersoon of bij de rechtspersoon betrokken bestuurders, etc. met financiële en/of criminele antecedenten. De MvT merkt over de automatische analyse het volgende op:
“Elk verschijnsel bestaat uit één of meer risicoprofielen. Elk risicoprofiel bestaat uit een set van risico-indicatoren (waarden van sleutelgegevens die op een risico voor misbruik wijzen) of kenmerken die in onderlinge samenhang (kunnen) wijzen op een vorm van misbruik. Hoe meer risico-indicatoren er in het geding zijn, hoe hoger de risicoscore van de rechtspersoon is. Op basis van die score kan een hogere prioriteit aan de aanpak van de rechtspersoon worden toegekend.
Bij elke wijziging in de levensloop van de rechtspersoon wordt de rechtspersoon via automatische analyse langs de risicoprofielen geleid.”14
De automatisch risicogestuurde analyse kan een ‘tussentijdse’ risicomelding aan Justis tot gevolg hebben. Het nieuwe systeem verplicht Justis niet om te onderzoeken of een hoge risicoscore moet leiden tot een vervolgactie van Justis. Deze dienst kan overgaan tot een nadere handmatige risicoanalyse. Dit brengt mee dat zij, althans voor wat betreft de gegevens die haar bekend worden naar aanleiding van de automatisch risicogestuurde analyse, een bepaalde beleids- en beoordelingsvrijheid krijgt.15
Bij haar nadere handmatige risicoanalyse kan Justis gebruik maken van dezelfde of andere relevante openbare en gesloten bronnen dan die gebruikt zijn tijdens de automatische analyse. Het gaat om het vergaren en interpreteren van gegevens afkomstig van de Kamers van Koophandel, de Recherche, het Kadaster, Lexis Nexis (een digitale krantenbank), de belastingdienst (in verband met aandelenoverdrachten), etc.16 Is sprake van een automatische risicomelding ten aanzien van een onderneming van een buitenlandse rechtspersoon met een hoofd- of nevenvestiging in Nederland, dan kan Justis openbare buitenlandse bronnen raadplegen, zoals een openbaar register van bestuursverboden.17
Justis verzamelt en analyseert de gegevens. Zij zal faillissementsverslagen opvragen om na te gaan of curatoren melding maken van bijvoorbeeld geslaagde art. 2:248 BW-acties of van schikkingen met bestuurders en medebeleidsbepalers ter vermijding van aansprakelijkheidsacties. Een derde taak van Justis is het produceren van automatisch te verstrekken risicomeldingen aan een selecte groep van handhavers (waarover hierna meer). Elk afzonderlijk sleutelgegeven kan en zal niet tot een risicomelding leiden. Volgens de MvT volgt een risicomelding alleen indien gegevens met elkaar in verband worden gebracht.18 Blijkt uit de nadere analyse van Justis dat er geen sprake is van een verhoogd risico, dan worden de gegevens (ik neem aan onverwijld) verwijderd uit het systeem. De wetgever verwacht dat na afronding van de nadere handmatige analyse van Justis slechts in een ‘klein aantal’ van de gevallen door Justis geconstateerd zal worden dat er een risico bestaat dat de rechtspersoon gebruikt wordt om misbruik mee te plegen. In die gevallen ‘wordt’, aldus de MvT (p. 6), door Justis – al dan niet na raadpleging van andere bronnen – een risicomelding aan een of meer handhavers gedaan. Uit het woord ‘wordt’ leid ik af dat hier sprake is van een imperatief handelen van Justis. De risicomelding geschiedt aan een selecte groep handhavers.19 Tot die groep behoren: het OM, de belastingdienst, DNB, de AFM, de politie (inclusief bijzondere opsporingsdiensten als FIOD/ECD en SIOD). Deze melding bestaat als gezegd uit – in samenhang gepresenteerde – informatie uit relevante openbare en gesloten bronnen. Handhavers mogen de risicomelding volgens de MvT uitsluitend gebruiken voor het voorkomen en bestrijden van misbruik van rechtspersonen, waaronder het plegen van misdrijven en overtredingen van financieel-economische aard door of door middel van deze rechtspersonen.20
De risicomelding van Justis kan leiden tot:
– een preventieve actie van handhavers (niet zijnde het OM), bestaande uit het inzetten van hun controle instrumenten;
– een preventieve of repressieve actie van het OM21;
– nadere opsporings- en vervolgingsactiviteiten (dan start een strafrechtelijk traject).
Een risicomelding, althans een onderzoek daartoe, door Justis kan ook plaatsvinden op instigatie van een van de handhavers die tot de hierboven genoemde selecte groep van afnemers van risicomeldingen behoort. Private partijen (zoals potentiële schuldeisers), maar ook de KvK of de notaris kwalificeren niet als handhavers en kunnen daardoor geen verzoek tot screening door Justis doen. Bij een screening op verzoek kan Justis tevens een curator om informatie verzoeken. De ratio van screening op verzoek is volgens de MvT het beter kunnen benutten van de screeningsmogelijkheden:
“Een risicomelding kan ook plaatsvinden op verzoek van één van de handhavers die tot de (..) selecte groep afnemers behoort. Wanneer alleen een risicomelding zou kunnen worden gedaan bij het optreden van mutaties, zou dit de screeningsmogelijkheden ernstig beperken. In het kader van het voorkomen en bestrijden van misbruik van en door rechtspersonen wordt het wenselijk geacht om ook op het moment dat een van de eerder genoemde organisaties (handhavers, MN) aanleiding ziet om de risico’s op misbruik van een rechtspersoon te laten beoordelen een risicomelding op verzoek aan te kunnen vragen en, indien er een verhoogd risico bestaat, een risicomelding af te kunnen geven.”22
De in het huidige systeem ‘Vennoot’ bestaande informatie- en bevragingsfunctie blijft gehandhaafd. Justis kan op verzoek van instanties en personen die deze voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak nodig hebben gegevens verstrekken uit openbare bronnen (ik denk dan bijvoorbeeld aan een netwerkanalyse).23
Justis zal, zeker in de beginfase, in overleg treden met de afnemers. Wie gaat/gaan de risicomelding in behandeling nemen? Voorts worden afspraken gemaakt tussen Justis en de afnemers over de kwaliteit en de bruikbaarheid van de risicomeldingen. Onderdeel van die afspraken is een procedure over terugkoppeling naar Justis door de afnemers teneinde Justis in staat te stellen de kwaliteit van de risicomelding bij te stellen.24
Periodiek stelt de minister van Justitie de risicoprofielen en de risico-indicatoren vast waarop de risicoanalyse is gebaseerd. De minister wordt daarbij geadviseerd door een gebruikersraad. Deze raad bestaat uit de vertegenwoordigers van de afnemers (handhavers) en uit de dienst Justis en zo nodig uit externe deskundigen. Over de aanpak naar aanleiding van de risicomeldingen vermeldt de MvT het volgende:
“De minister van Justitie maakt afspraken met het openbaar ministerie en de ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met betrekking tot de onder de verantwoordelijkheid van deze ministers ressorterende afnemende diensten, over de omvang het gebruik en de afdoening van de risicomeldingen door de afnemers teneinde de effectiviteit van risicomeldingen bij het voorkomen en bestrijden van misbruik van rechtspersonen te kunnen monitoren.”25
3. Waartoe leidt het vergaren en analyseren van informatie door Justis?
De risicomelding vraagt mijns inziens om afdoening door de handhavers. Justis is geen dienst die ontbinding gaat verzoeken of opsporingsactiviteiten gaat verrichten. ‘Aanpakken van informatie’ door handhavers zou mijns inziens moeten leiden tot ‘doorpakken’. De MvT stelt echter nadrukkelijk dat de handhavers als afnemers van de risicomelding “een eigen verantwoordelijkheid (hebben) om al dan niet tot vervolgactie over te gaan.”26 Handhavers krijgen een extra hulpmiddel om misbruik van rechtspersonen te voorkomen of te bestrijden. Of zij dat ook daadwerkelijk (gaan) doen, is nog maar de vraag.
Uit eigen onderzoek constateer ik dat het OM geen affiniteit heeft met de civiele taken die de wetgever hem als belangrijke neventaken27 heeft toebedeeld. Onvoldoende mankracht, onvoldoende expertise op bedrijfseconomisch en boekhoudkundig gebied, het verschuilen achter een niet bestaand beginsel28maken dat het OM niet of sporadisch gebruik maakt van deze bevoegdheid. Het gaat o.a. om:
– het verzoeken van ontbinding door de rechter29 (vooral de stroom aan verzoeken tot ontbinding van lege vennootschappen ex art. 2:74/185 lid 1 BW is sinds 1995 toen de KvK rechtspersonen ging ontbinden opgedroogd);
– het verzoeken van de heropening van de vereffening ex art. 2:23c lid 1 BW;
– het verzoeken van enquête/voorzieningen ex art. 2:345 lid 2/355 lid 1 BW;30
– het aanvragen van het faillissement in het openbaar belang ex art. 1 lid 2 Fw.
Het blijft dikwijls bij toezeggingen om de mogelijkheden tot uitoefening van voormelde civielrechtelijke bevoegdheden te onderzoeken. Of er wordt een mededeling gedaan waaruit lijkt te volgen dat het OM in actie gaat komen.31 Illustratief is de ‘Aanwijzing opsporing en vervolging faillissementsfraude’ van 2009 (hierna: Aanwijzing).32 Hierin valt het volgende te lezen:
“Het standaard verzoekschrift tot ontbinden van rechtspersonen is gemoderniseerd door het Functioneel Parket en is (mede) beschikbaar via de Juridische Kennissite van het Openbaar Ministerie (JKS). Hierbij dient echter nog rekening gehouden te worden met een landelijke herintroductie van deze mogelijkheid.”
In de Aanwijzing lees ik voorts dat het beleid als geformuleerd in de notitie ‘Actieplan bestrijding faillissementsfraude’ van 2004 het uitgangspunt vormt van de Aanwijzing. Dit actieplan spreekt over twee sporen die naast elkaar worden bewandeld: het eerste spoor legt de nadruk op preventief toezicht (invoering bestuursverbod33 en het tegengaan van handel in lege vennootschappen) en het tweede spoor heeft betrekking op de repressieve aanpak van het OM. De Aanwijzing vermeldt onder 1.4.7 dat het OM van zijn (binnenkort in te voeren?) bevoegdheid om een civielrechtelijk bestuursverbod te verzoeken gebruik kan maken als een soort voorlopige voorziening naast de lopende strafzaak.
Uitgangspunt voor het optreden van het OM in geval van faillissementsfraude is volgens de Aanwijzing onder 2 dat het strafrecht in beginsel complementair is aan andere civielrechtelijke door de curator te hanteren instrumenten. Anders gezegd: het strafrecht vormt een ultimum remedium: de instrumenten van de curator krijgen voorrang. Is echter sprake van normschendingen waardoor grote schade aan de belangen van burgers en de samenleving worden toegebracht, dan kan volgens de Aanwijzing het strafrecht worden ingezet naast het civiele recht, zelfs in een en dezelfde zaak. Het uitgangspunt van het strafrecht als ultimum remedium neemt niet weg dat het OM zich moet richten op zaken in het civiele recht waar anderen het OM nadrukkelijk bij nodig hebben. Zo kan onder bepaalde omstandigheden een curator pas een art. 2:248 BW-actie instellen indien het OM een faillissementsaanvraag doet in het openbaar belang ex art. 1 lid 2 Fw, al dan niet vooraf gegaan door een verzoek om heropening van de vereffening ex art. 2:23c BW.34
In de toelichting op het voorontwerp Insolventiewet wordt gesproken over de eigen verantwoordelijkheid van de bewindvoerder bij de bestrijding van insolventiefraude. Van de bewindvoerder wordt gevergd dat hij aangifte van insolventiefraude doet. De curator wordt nu al gezien als hoeder van maatschappelijke belangen.35 Hij behartigt niet alleen de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Voor het OM geldt hetzelfde: het OM behartigt de boven de bestaande schuldeisers uitstijgende (maatschappelijke, dus openbare) belangen.
4. Afronding
Het HTR-systeem is een systeem met potentie. Naar mijn mening is geen sprake van een te ambitieus project. Of het systeem goed zal werken en Justis bedolven zal worden onder de informatie valt in dit prille stadium moeilijk te zeggen. Dat hangt onder meer af van het antwoord op de volgende vragen: hoe groot zijn de gaten in de zeef? Hoe pakken de handhavers de risicomeldingen op? Maken de handhavers veel of weinig gebruik van een risicomelding-op-verzoek? Is er voldoende mankracht beschikbaar? Ik vind het onbevredigend dat handhavers36 en anderen37 precies weten wie de seriële fraudeurs zijn (iedereen kent zijn pappenheimers), maar niets of onvoldoende met die kennis doen. Blijven ‘zitten op de informatie’ en niet doorpakken, is geen optie.
Mw. mr. M.Y. Nethe*
* Universitair docent, verbonden aan de sectie Handelsrecht en Arbeidsrecht, Rijksuniversiteit Groningen.
1 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948 (Wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet documentatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van rechtspersonen). De Wet documentatie vennootschappen zal nadat wetsvoorstel 31 948 tot wet is verheven, worden omgedoopt tot: Wet controle op rechtspersonen.
2 Zie hierover reeds mijn bijdrage in WPNR 6662 (2006), p. 311-313.
3 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 1.
4 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 2.
5 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 3.
6 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 3.
7 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 4 en 5.
8 Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit en Screening.
9 Een aandelenoverdracht is eveneens een belangrijke mutatie in de sleutelgegevens. Raadpleging van de registers van de belastingdienst ten tijde van de automatische analyse is (nog?) niet beoogd.
10 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 4.
11 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 5. In WPNR 6749 (2008), p. 283-285 heb ik vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van bepaalde gegevens, m.n. ontbinding en einde van rechtspersonen.
12 Aan de broninformatie kan (ervan uitgaande dat de rechtspersoon is achtergebleven in de zeef) als bijlage een netwerkanalyse worden toegevoegd. Het gaat hierbij om een grafische representatie van de bij de rechtspersoon betrokken (rechts)personen.
13 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 3.
14 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 6. De cursivering is door mij aangebracht.
15 In die gevallen kan de dienst Justis n.m.m. niet door derden (schuldeisers) aansprakelijk worden gesteld indien zij schade lijden als gevolg van inadequaat handhavingstoezicht: het niet aanpakken van bekende gedragingen die in strijd zijn met de wet.
16 Bij de KLPD/VROS (Verwijzingsindex Recherche Onderzoek Systemen) wordt, aldus de MvT op p. 5, getoetst (dus geen registratie of verwerking) of sprake is van lopende strafrechtelijke onderzoeken.
17 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 4. Zie over de Engelse Company Directors Disqualifi-cation Act: Martijn Bras & Jaap Winter, Het bestuursverbod, Ondernemingsrecht 2004, p. 328 e.v..
18 Wetsvoorstel 31 948, nr. 3, p. 7.
19 In de beginfase zullen alle handhavers de risicomelding krijgen. Na verloop van tijd zal worden bekeken of met een risicomelding aan een van de handhavers kan worden volstaan.
20 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 7.
21 De MvT noemt de art. 2:20, art. 2:21, art. 2:295, art. 2:297 t/m art. 2:299 en art. 2:301 BW en art. 5a Wet conflictenrecht corporaties (WCC). Vreemd genoeg ontbreekt in deze opsomming: art. 2:74 en 185 BW (ontbinding van lege vennootschappen door de rechter op verzoek van het OM). Zie over art. 2:20 lid 3 BW en art. 5a WCC mijn bijdrage in WPNR 6705, p. 313-315 en WPNR 6706, p. 331-333.
22 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 7.
23 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 8. Zie ook voetnoot 12.
24 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 5.
25 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 5.
26 Kamerstukken II, 2008/09, 31 948, nr. 3, p. 5. De cursiveringen zijn door mij aangebracht.
27 Kamerstukken II 1996/97, 25 392, nr. 3, p. 39.
28 Subsidiariteitsbeginsel: het OM komt pas aan preventief toezicht toe wanneer andere middelen hebben gefaald of betrokkenen blijven stilzitten. Kamerstukken II 2003/04, 27 244, nr. 22, p. 6: “Strafrechtelijk optreden heeft een reactieve rol.”
29 Rechters ontbonden in 2008: 7 rechtspersonen. In 2005-2007 waren dat er 11 per jaar.
30 De bevoegdheid van de A-G is geen subsidiaire. Zie o.a. HR 1 februari 2002, NJ 2002, 226 (De Vries Robbé), alsmede P.G.F.A. Geerts, Enkele formele aspecten van het enquêterecht, IvO-reeks, deel 46, 2004, p. 95 e.v. met name p. 104 en 105 en E. Schmieman, Bundel Vereniging Corporate Litigation 2003-2004, serie Van der Heijden Instituut, deel 75, p. 359-396, m.n. p. 369.
31 Zie het in 2008 in TvI gepubliceerde interview met officier van justitie Mr. Fred Speijers. Hij is verbonden aan het Functioneel Parket. Als verantwoordelijke voor proefprojecten bij de aanpak van faillissementsfraude zegt hij (zie p. 224) over de ontbinding van lege vennootschappen op verzoek van het OM: “dat instituut mag wat mij betreft in ere worden hersteld”. Ook de minister heeft zich daarvan een voorstander getoond. Kamerstukken II, 2005/06, 27 244, nr. 25, p. 3.
32 Staatscourant 2009, 40 (i.w.tr. 1 maart 2009).
33 Het College van procureurs-generaal heeft in een brief van 15 juli 2008 een positief standpunt ingenomen met betrekking tot de invoering van een civielrechtelijk bestuursverbod. Naar verluidt is het wetsvoorstel in concept gereed. Zie ook TK 2008/09, Aanhangsel, 2828, p. 5948. Het opleggen van een strafrechtelijk bestuursverbod – m.n. bij overtreding van art. 194 Sr (niet geven van inlichtingen) en art. 235 jo. art. 225-229 Sr – is mogelijk na inwerkingtreding van de Wet van 12 juni 2009, Stb. 2009, 245. Zie over het wetsvoorstel: Doorenbos, Het bestuursverbod, Ondernemingsrecht 2008, p. 422 e.v.
34 Rb. Maastricht 14 juli 2009, nog niet gepubliceerd.
35 Voorontwerp Insolventiewet, toelichting, p. 8. Zie voor het huidige recht onder meer: HR 24 februari 2005, NJ 1996, 472 m.nt. WMK (Sigmacon II).
36 Zouden de handhavers hun (volgens eigen risicoprofielen opgestelde) zwarte lijsten niet moeten doorgeven aan Justis?
37 De notaris, de curator, de KvK etc. kunnen hun kennis over fraudeurs doorspelen naar de handhavers die op hun beurt een risicomelding-op-verzoek kunnen uitlokken.