W.D. Kolkman, Schulden der nalatenschap
Kluwer 2006
ISBN: ISBN 90 13 03698 8
Ars Notariatus 132, XVI en 368 pag. Enige jaren geleden, nog voor de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht, zette ik mij met frisse moed aan een promotieonderzoek met als titel ‘Schulden der nalatenschap’. Het onderzoek diende zich op twee vragen te richten. Welke schulden worden in het nieuwe erfrecht gekwalificeerd als schulden der nalatenschap en welke gevolgen brengt deze kwalificatie met zich? Het toen nog als art. 4.1.3e genummerde zevende artikel van Boek 4 geeft een opsomming van de schuldeisers der nalatenschap. Een aantal van hen betrad niet eerder het erfrechtelijk speelveld. De opsomming komt gewicht toe in het kader van de berekening van enkele der schulden, in het kader van het verhaal op de nalatenschap en de eigen vermogens der erfgenamen, alsmede in het kader van de rangorde der schuldeisers. Geldende naast de algemene verhaalsvoorschriften herbergt het tweede lid van art. 4:7 enige voorrangsregels, in acht te nemen bij de voldoening der schulden ten laste van de boedel. Bij het bepalen van de positie der nalatenschapsschuldeisers, der privé-schuldeisers, der erfgenamen en andere machthebbers, zoals de executeur en de vereffenaar, is het begrip schulden der nalatenschap de spin in het web.
Ik besloot mijn dissertatie onder te verdelen in drie hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk brengt kort de geschiedenis van art. 4:7 in kaart en schenkt vervolgens ruime aandacht aan alle in lid 1 genoemde crediteuren. Ik noem drie voorbeelden.
Een voor de praktijk cruciaal onderdeel van art. 4:7 vormen de kosten van vereffening. De kosten van zowel de formele als de informele vereffening maken hun opwachting in lid 1 sub c. Het gaat hier om uitgaven die voortkomen uit handelingen in het belang van het voldoen van de schulden van de nalatenschap en het innen van aan haar verschuldigde vorderingen, mits deze handelingen niet slechts het individuele belang van een erfgenaam of schuldeiser der nalatenschap raken. Bezien is de reikwijdte van de informele en de formele vereffening: welke kosten vallen nu precies onder vereffeningskosten?
Een tweede voorbeeld. Evenals de andere wettelijk gerechtigden vormt de legitimaris sinds 2003 een nieuwe verschijning in de rij der schuldeisers. Het proefschrift gaat in op de opbouw van het vorderingsrecht, een complexe route – the devil is in the detail – van legitimaire massa naar netto-legitieme. De wet plaatst de schulden ter zake van legitieme porties in art. 4:7 lid 1 sub g.
Een laatste voorbeeld. Voor zover ter zake des doods verricht, vormen giften, verblijvensbedingen, begunstigingen bij sommenverzekering en omzettingen van een natuurlijke verbintenis een bijzondere categorie schulden. Zij komen in extenso aan bod. Aangezien zij de facto neerkomen op legaten, zou plaatsing in de categorie van de ‘nagelaten schulden van de erflater’ (art. 4:7 lid 1 sub a) een onbillijke inbreuk maken op bijvoorbeeld de rechten van legitimarissen en somgerechtigden. De quasi-legaten van art. 4:7 lid 1 sub i gaan daarom op het terrein van inkorting en vermindering als legaten door het leven.
Het tweede hoofdstuk richt zich in hoofdzaak op de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers der nalatenschap. De termen aansprakelijkheid, verhaalsaansprakelijkheid en draagplicht vervullen daarbij een prominente rol. Bij alle schulden van art. 4:7 lid 1 is beschreven aan wie de aansprakelijkheid te beurt valt en in welke mate. Nu eens geeft het erfrecht daartoe een expliciete regel, dan weer vormt het algemene verbintenissenrecht de inspiratiebron. Voorts komt in dit hoofdstuk aan bod het verhaalsrecht op zowel de onverdeelde nalatenschap als de privévermogens der erfgenamen. Nalatenschapsschuldeisers weten hun positie gekenmerkt door verhaalsexclusiviteit aangaande het afgescheiden vermogen. Er is tevens aandacht voor de privécrediteuren van de erfgenamen.
Het laatste hoofdstuk legt zich toe op de rangorde der nalatenschapsschulden. Het betrekt daarbij onder meer de wettelijke regels van rangschikking, gegeven in art. 4:7 en 4:120. De procedure van de wettelijke vereffening vormt bij uitstek het middel om de erfrechtelijke rangen af te dwingen. Ik heb aan deze formele vereffening veel aandacht besteed: hoe dient zij te geschieden, wie kan om de vereffening verzoeken, welke uitzonderingen gelden er bij de vereffeningsverplichting na een beneficiaire aanvaarding? Aan het licht komt een aantal botsingen tussen de verschillende schuldeisers: hoe bereken ik een som ineens, welke inkortingsvolgorde geldt bij de legitieme portie, wat is de rol van de erfgenamen en de notaris? Het hoofdstuk eindigt met een – in mijn ogen onontbeerlijk – onderdeel over het overgangsrecht.
Het erfrecht van Boek 4 NBW was nog niet ontgonnen, op het moment dat ik aan de dissertatie begon. Het is aardig te zien hoe het recht nu vorm krijgt in de notariële praktijk, te zien waar de pijnpunten liggen en hoe de jurisprudentie zich ontwikkelt. Ik heb het boek met veel plezier geschreven en hoop dat het zijn steentje kan bijdragen aan deze ontwikkelingen.
W.D. Kolkman
,