A.A. van Velten, Tweede druk van Privaatrechtelijke aspecten van onroerend goed
Kluwer 2006
ISBN: 9013036023
Ars Notariatus 120, XXVI en 604 pag.
Drie jaar geleden verscheen dit, door mij aan de hand van praktijkervaringen geschreven handboek, waarin voor het eerst vrijwel alle privaatrechtelijke aspecten die op onroerend goed betrekking hebben systematisch en in onderlinge samenhang werden behandeld. Het boek voorzag kennelijk in een behoefte, want het was al spoedig uitverkocht, zodat vorig jaar een ongewijzigde herdruk (bijdruk) moest plaatsvinden; een herdruk die begin dit jaar eveneens uitverkocht raakte.
Omdat er inmiddels in het onroerend goed recht het nodige was gebeurd, werd besloten een vermeerderde tweede druk het licht te doen zien, die zojuist is verschenen. Bestaande hoofdstukken werden geactualiseerd met jurisprudentie (o.a. van het EHRM) en literatuur tot 1 april 2006, waarbij voortdurend een afweging moest worden gemaakt tussen volledigheid en leesbaarheid. Aandacht werd voorts besteed aan enkele interessante preadviezen en proefschriften, zoals het preadvies van de Vereniging voor Burgerlijk Recht over bedenktijden in het vermogensrecht uit 2004 en de Utrechtse dissertatie van Bartels inzake ABC-contracten. Ook wordt in deze hernieuwde uitgave nader ingegaan op eerste praktijkervaringen met wetswijzigingen die reeds in de vorige druk waren besproken, maar die toen nog niet waren ingevoerd, zoals de bedenktijd bij de koop van woningen (art. 7:2 BW), de mogelijkheid tot het stellen van een “Vormerkung” door de koper van een registergoed (art. 7:3 BW), het nieuwe aannemingsrecht (titel 12 van Boek 7 BW), het in 2005 gewijzigde appartementsrecht (inclusief de KNB-modelreglementen 2006) en de aanpassingen van de Kadasterwet, o.a. voor de elektronische inschrijving van akten en van digitale kaarten van ondergrondse netwerken. Voorts zijn twee hoofdstukken toegevoegd. Een over het in 2005 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel betreffende de eigendom van netwerken van kabels en leidingen (inclusief het in 2006 ingediende wetsvoorstel met betrekking tot een “grondroerders-regeling”) en een volgend hoofdstuk over het zogenaamd “parkmanagement”, ofwel terreinbeheer voor afgeschermde gebieden met commerciële of recreatieve bebouwing. In het laatstgenoemde hoofdstuk wordt nader ingegaan op de diverse rechtsvormen die daarbij kunnen worden toegepast, zoals appartementsrecht en de rechten van erfpacht of opstal, waarbij wordt geconstateerd dat er voor deze nieuwe vormen van beheer sterke behoefte is ontstaan aan het lidmaatschap van een beheersvereniging. Een lidmaatschap dat op kwalitatieve wijze kan worden verbonden aan de eigendom van onroerend goed, zoals in de USA inmiddels ontwikkeld is onder de benamingen “Home Owners Association” en “Communitiy Association”.
Evenals in de eerste druk het geval was, is in een kort afsluitend hoofdstuk aangegeven welke tekortkomingen het huidige privaatrechtelijk onroerend goed recht nog kent en ook worden er enkele suggesties ter verbetering van het Burgerlijk Wetboek op dit onderdeel naar voren gebracht. Dit alles wordt afgesloten met de gebruikelijke jurisprudentie– en trefwoordenregisters.
Wel is het jammer, dat dit handboek door alle verwerkte rechtspraak, literatuur en – last but not least – recente praktijkervaringen zo dik is geworden. In ieder geval veel omvangrijker dan mij bij de eerste druk voor ogen stond.
A.A. van Velten
Amsterdam, 2006