Amsterdam, Deventer, 2001, Ars Notariatus CX, 85 pag.
Wie kent niet de ervaring dat hij in een oud huis of kasteel een ruimte betreedt waarin enige fraai geschilderde portretten van vroegere bewoners of eigenaren hangen. Vaak ondergaat men dan tijdens het bezien van de portretten de sensatie van nieuwsgierigheid naar de persoon van de geportretteerde, wat hij in zijn werkzame leven gedaan heeft, zijn karaktereigenschappen, of hij familie heeft nagelaten etc.
Deze nieuwsgierigheid ontstond bij mij toen ik ooit een oude foto onder ogen kreeg van een manegewagen voor het huis te Warmond waarop een gezelschap gezeten was dat grotendeels bestond uit personen met – voor de liefhebber van notariële historie – hele bekende notariële namen: Coebergh, Treub en Libourel. Dit was daarmee aanleiding tot een speurtocht in de historie van deze en enkele andere bekende notariële personen uit de periode 1815-1950 en vervolgens het schrijven van dit boekje. Naast mr. J.A.F. Coebergh (1841-1922), mr. M.W.F. Treub (1858-1931) en dr. Ph.B. Libourel (1878-1954) worden daarna ook de oprichter van de Broederschap Tideman (1803-1881) en een beroemd bestuurder van de Broederschap Miseroy (1865-1921) geportretteerd.
Bij de speurtocht door de notariële historie die nodig was om de bovengenoemde personen te portretteren komt men nogal wat materiaal tegen dat ons ook heden ten dage nog wat leert. In willekeurige volgorde noem ik het volgende. In het dagboek van de oprichter van de Broederschap komt men de opmerking tegen dat hij bij de invoering van de toenmalige nieuwe Notariswet van 1842 zoveel nadelen zag voor het ambt dat hij de ‘Broederschap ontwierp’ om ‘door aaneensluiting de nadelige gevolgen der concurrentie door vriendschappelijke verhouding minder schadelijk te maken’. Het is dan net of we kort na de invoering van de nieuwe Notariswet van oktober 1999 leven die de stoot gaf tot oprichting van nogal wat grote samenwerkingsverbanden, zoals Formaat-notarissen en Netwerk-notarissen, eveneens om aan de toenemende concurrentie het hoofd te kunnen bieden.
Het notariaat en de notariële opleidingen van nu kunnen ook veel leren van de verzuchting van Tideman dat hij zoveel van bovengenoemde nadelige effecten van de invoering van de Notariswet van 1842 zag “dat ik besloot geen mijner zoons er in op te leiden”. Ofwel: wordt de concurrentie te hevig en komt de positie van het notariaat te zeer in het gedrang dan zullen jongeren vanzelf het vak mijden en zullen de opleidingen leeglopen. Alle notariële opleidingen hebben de afgelopen jaren inderdaad kunnen merken dat de instroom van studenten aanzienlijk is afgenomen.
Tenslotte een ander notarieel continuüm: de notariële eet- en dranklust. Van Coebergh kunnen we leren dat familiefeesten in dit grote gezin met elf kinderen royaal gevierd werden. Zo werd er op de koperen bruiloft van het echtpaar Coebergh-Schermer in 1884 een twaalfgangen menu op tafel gezet. Na de eerste zes gangen was er een – ongetwijfeld noodzakelijke – pauze met koffie en likeur. Daarna volgden opnieuw zes gangen. Wie dan nog trek had kon als toegift nog genieten van: fruit, gember, vruchten op brandewijn, bonbons, pistaches, noten en rozijnen. Kortom: hier steken de Broederschapsfeestjes van nu maar wat magertjes bij af. Maar ja…. we zijn ook een Beroepsorganisatie geworden.
W.G. Huijgen.