ISBN 978 90 130 6431 5
Ars Notariatus 142, VI + 54 pag.
Dit onlangs in de serie Ars Notariatus verschenen deeltje bevat de uitgewerkte rede die ik op 17 april jl. bij mijn afscheid als hoogleraar onroerend goed recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam in verkorte vorm heb uitgesproken.
Het centrale thema van deze oratie wordt gevormd door de toenemende invloed van het elektronisch rechtsverkeer op ons onroerend goed stelsel en de gevolgen daarvan voor het consumentenrecht, alsmede voor de kadastrale wetgeving en de notariële ambtsuitoefening.
Technisch lijkt het tegenwoordig heel goed mogelijk om de koop en overdracht van bijvoorbeeld een huis dat is afgebeeld op een fraaie website geheel elektronisch af te handelen, zonder tussenkomst van een makelaar, notaris of hypotheekbewaarder.
Een eerste stap hiertoe is onlangs in de Tweede Kamer gezet toen daar een wetsvoorstel inzake de verruiming van het elektronisch rechtsverkeer werd goedgekeurd, waardoor onder andere de elektronische koop van woningen door particulieren mogelijk zal worden. Nu geldt daarvoor nog het vereiste van een schriftelijk koopcontract (art. 7:2 BW). Als het aan ons parlement ligt kan iedereen zich binnenkort met enkele muisklikken binden tot de aankoop van een bestaande of nog te bouwen woning en het aangaan van een daarvoor benodigde hypothecaire lening.
Ik heb hiermee nogal geworsteld: moeten wij verdere elektronische toepassingen niet toejuichen, ook als dit wellicht ten koste gaat van de rechtsbescherming? Wordt er geen achterhoedegevecht gevoerd als bij deze ontwikkeling een vraagteken wordt gezet?
Alles overziende lijkt het uit een oogpunt van consumentenbescherming geen goede zaak en daarom bepleit ik – overigens niet voor de eerste keer – in de aanvang van mijn rede het verplichte notariële koopcontract voor de aankoop van alle soorten onroerend goed, waardoor de notaris zowel voor rechtsbescherming als voor rechtszekerheid kan zorg dragen. Een systeem dat in Amsterdam en omgeving met veel succes reeds vele tientallen jaren wordt gevolgd en dat in Duitsland en Zwitserland in de wet is verankerd.
Omdat binnenkort het in 2003 ingevoerde kooprecht aan de hand van een door het Molengraaff Instituut opgesteld rapport in de Tweede kamer zal worden geëvolueerd, is dit een actueel onderwerp, temeer omdat de Eerste Kamer zich nog moet buigen over het wetsvoorstel inzake de verruiming van het elektronisch rechtsverkeer, terwijl in het rapport de Commissie Hammerstein over de evaluatie van de Wet op het notarisambt het notariele koopcontract wordt bepleit.
In het tweede deel van mijn oratie heb ik de elektronische notariële akte, zoals deze onlangs in Frankrijk werd ingevoerd, besproken. Gezien de wettelijke bewaarplicht lijkt mij dit een hachelijke zaak, tenzij de overheid direct na het passeren van zo’n elektronische akte centraal voor de bewaring daarvan in een streng beveiligd elektronisch register gaat zorgdragen. Maar dat zal een kostbare zaak worden, vooral omdat door verdere technische ontwikkelingen het totale bestand regelmatig zal moeten worden geconverteerd en de beveiliging streng zal moeten worden bewaakt.
Het laatste gedeelte van mijn rede gaat over de onlangs ingevoerde elektronische aanpassing van de kadastrale tenaamstelling door de notaris die een overdracht van onroerend goed verzorgt. Dus een eigendomswisseling zonder directe tussenkomst van de bewaarder.
Het systeem is uitsluitend van toepassing op eenvoudige notariële akten die volgens een bepaald format zijn opgesteld, zogenaamde style sheet akten. Voor meer ingewikkelde akten, zoals verdelingen van gemeenschappen of splitsingen in appartementsrechten, is dit niet haalbaar en voor zulke gevallen bepleit ik een elektronisch voorstel voor de nieuwe tenaamstelling door de notaris. Een voorstel dat pas kan worden toegepast nadat de bewaarder dit heeft goedgekeurd.
Bij de style sheet-akte heeft de bewaarder nauwelijks nog een rol van betekenis, maar bij de inschrijving van meer ingewikkelde akten bepleit ik daarentegen juist een verzwaring van zijn functie.
Kortom, er zijn ongetwijfeld nog veel elektronische toepassingen op ons onroerend goed stelsel denkbaar, maar het is zeer de vraag of deze ontwikkeling – die tot nu toe veel goeds heeft gebracht – voorlopig niet moet worden afgeremd. Enige bezinning op dit alles lijkt wenselijk. Per slot van rekening is het via internet bestellen van een nieuwe fiets of het boeken van een wintersportvakantie iets geheel anders dan het elektronisch verwerven en financieren door particulieren van onroerend goed.
Met veel belangstelling wacht ik de parlementaire evaluatie van ons kooprecht in de Tweede Kamer en de behandeling van het wetsvoorstel inzake de verruiming van elektronisch rechtsverkeer in de Eerste Kamer af. En ongetwijfeld zal ik daarna een vervolg op mijn rede schrijven.
A.A. van Velten