A.A. van Velten, Het notariaat: inderdaad een elastisch ambt
Kluwer 2000
ISBN: 90-268-3704-6
1. Een jubileum
Vorig jaar bestond de Stichting tot bevordering der notariële wetenschap vijftig jaar (1951-2001). Ter gelegenheid van dit jubileum heeft Van Velten de ontwikkelingen beschreven die het notariaat heeft doorgemaakt in de tweede helft van de twintigste eeuw.
De titel van dit jubileumboek is raak gekozen. Hij citeert de oprichter van de Stichting, prof. mr. A. Pitlo die in een opstel uit 1942 het notariaat kenmerkte als een elastisch ambt dat zich door de eeuwen heen steeds aan de veranderde omstandigheden heeft aangepast zonder daardoor zijn werkelijke identiteit te verliezen. Tevens wordt hiermee aangegeven dat dit verschijnsel zich ook in de afgelopen halve eeuw heeft voorgedaan.
2. Toen en nu
De schrijver laat zien hoe anders het vroeger was, hoe veel van wat nu gewoon is betrekkelijk kort geleden nog onvoorstelbaar en onvoorspelbaar was. Wie realiseert zich nog dat de enige apparatuur op het notariskantoor in de jaren vijftig bestond uit één telefoon en een enkele tikmachine? Wie bewaart nog herinneringen aan de minuutschrijver en de twee/derde kandidaat? Alleen de ouderen en/of historisch geïnteresseerden onder de notariële juristen weten nog dat tot zo ongeveer het midden van de jaren vijftig de gehuwde vrouw handelingsonbekwaam was, onroerend goed kon worden overgedragen bij onderhandse akte, er geen appartementsrechten bestonden, de stichting niet wettelijk geregeld was etc.
Welke notaris had in 1970 een kantoor met 17 notarissen 76 kandidaten en ook nog eens enkele honderden advocaten en belastingadviseurs voor bestaanbaar gehouden? En ik denk dat nog geen tien jaar geleden het beeld van de notaris achter een pc voor velen pure science fiction was, om nog maar te zwijgen over zaken als DigiNotar, notarissen als Trusted Third Party en digitale handtekeningen.
En hoe ver is de tijd alweer weg dat er nog twee afzonderlijke broederschappen waren van notarissen en van kandidaten, aparte clubs voor de meesters en voor de knechten. Toch is deze notariële apartheid pas in 1973 opgeheven. Goed, dit ligt alweer bijna dertig jaar achter ons – degene die dat niet heel lang geleden vindt verraadt zijn ouderdom – maar de lezer van dit boek ontkomt niet aan het gevoelen: wat is er in betrekkelijk korte tijd ontzaglijk veel veranderd. Dat is precies de centrale boodschap van de schrijver. Het is te hopen dat het boek ook menig niet-notariële lezer onder ogen zal komen. Het gebruikelijke beeld van het notariaat als een sterk behoudende beroepsgroep met weinig oog voor de veranderingen in de samenleving zal na lezing van Van Velten’s geschiedschrijving – voorzichtig gezegd – moeten worden bijgesteld. Aanpassing aan de snel veranderende maatschappij en internationalisering van het rechtsleven blijken de centrale thema’s van deze periode uit de geschiedenis van het notariaat.
3. Een notariële roman: amusant en oerdegelijk
Het boek is doortrokken van de ingrijpende veranderingen in de naoorlogse wereld. Hoewel het wezen van het notariaat kennelijk is behouden – het ambt is immers elastisch – ligt de nadruk niettemin sterk op de verandering; het duurzame krijgt minder aandacht. Dat is ook wel begrijpelijk; de verandering is nu eenmaal spectaculairder en dus leuker om te lezen. Van Velten heeft vooral een leuk, amusant boek willen schrijven. Hij is daarin wat mij betreft volledig geslaagd. Het boek is vlot geschreven en luchtig van toon; het leest als een roman.
Hiermee is allerminst gezegd dat het boek alleen een oppervlakkige verzameling van aardige anekdotes zou zijn. De petite histoire van het Nederlandse notariaat en persoonlijke herinneringen worden geplaatst in het kader van de grote ontwikkelingen in de contemporaine wereldgeschiedenis. In dat opzicht doet het boek enigszins denken aan Geert Mak’s “De eeuw van mijn vader”. Verder is het boek, zoals steeds bij Van Velten, ongelooflijk goed gedocumenteerd. Vaak vraag je je af: hoe krijgt iemand al dit materiaal bij elkaar?
Kortom het is oerdegelijke geschiedschrijving en tegelijk ontspanning en amusement op hoog niveau. Heel geschikt om mee te nemen met vakantie. Verrukkelijk om te lezen in de schaduw van een oude eik, aan de rand van het zwembad met een koel glas onder handbereik of als de regen op het tentdoek of tegen de ruiten van de caravan tikt.
4. De vorm: een caleidoscoop
Het leesplezier wordt versterkt door de compositie van het boek. De kern bestaat uit een dertiental korte hoofdstukken die allen een afzonderlijk aspect behandelen. Het gaat steeds om hoofdlijnen gelardeerd met voorbeelden en citaten. Daardoor ontstaat een caleidoscopisch beeld. De hoofdstukken laten zich ook heel goed afzonderlijk of in een zelf gekozen volgorde lezen. In de Afsluitende opmerkingen (hoofdstuk 14) en de Epiloog (hoofdstuk 15) komen de lijnen bij elkaar.
Het geheel wordt vooraf gegaan door een voorwoord van de voorzitter van de jubilerende Stichting, prof. mr P.H.M Gerver, en een inleiding van de auteur. De tekst beslaat een kleine tweehonderd bladzijden aangevuld met biografische gegevens over de auteur, een viertal annexen , een uitgebreide literatuuropgave en een groot aantal foto’s. Hierdoor heeft het boek ook iets van het vertederende van een familie-album.
De inhoud is te divers om daar in het bestek van deze bespreking recht aan te doen. Om toch een indruk te geven vermeld ik de titels van de hoofdstukken met een korte toelichting.
5. De inhoud: een breed scala van onderwerpen
Het boek begint zoals gebruikelijk met een Inleiding. Reeds dadelijk met zijn eerste zin zet de auteur de toon voor het verhaal dat hij gaat vertellen:
“Terugziend op de tweede helft van de vorige eeuw, valt op hoeveel er in die betrekkelijk korte tijd is veranderd.”
Deze centrale gedachte van het boek wordt gedemonstreerd aan de hand van een breed scala van onderwerpen in de volgende hoofdstukken:
1. De aanvang van een nieuwe tijd: de jaren 1948-1970.
Hier wordt de wederopbouw van (juridisch/notarieel) Nederland beschreven, waarbij tevens een eerste belangrijke stap naar internationalisering van het notariaat werd gezet met de oprichting van de Union Internationale du Notaiat Latin in 1948.
2. Oprichting van de notariële stichting (1951) en invoering van de universitaire opleiding (1959).
De afgelopen vijftig jaar notariaatsgeschiedenis worden ondermeer gekenmerkt door verwetenschappelijking van de beroepsuitoefening en het streven naar verbetering van de juridische kwaliteit. De universitaire notariële opleiding, de invoering van de beroepsopleiding en de permanente educatie vormen de belangrijkste uitingen van dat streven. Het gaat in feite om de emancipatie van het notariaat van een intellectueel ambacht tot een volwaardig academisch beroep. Het hoofdstuk sluit af met een korte beschouwing over de invoering van de nieuwe bachelor-master structuur in het universitaire onderwijs.
3. Leeftijdsgrens(1954) en verplichte pensionering (1955). Beschreven wordt hoe de beroepsgroep ernstig dreigde te vergrijzen en hoe daar tijdig een halt aan werd toegeroepen. In 1950 waren er meer dan honderd notarissen ouder dan 70 jaar. De oudste, notaris D. van de Velde ‘residerende’ te Tholen was toen 88 jaar. Een kandidaat hoefde vóór zijn 45e niet op een benoeming te hopen.
4. Fusie van de beide broederschappen (1974).
Van Velten beschrijft hoe na 125 jaar van gescheiden beroepsorganisaties de tijd rijp werd voor een samensmelting. Het is het verhaal van hoe de kandidaat-notaris van onmondige loonslaaf tot gelijkwaardige medewerker werd, een notariële afspiegeling van de ontwikkelingen binnen de Nederlandse arbeids-verhoudingen in het algemeen.
5. Een momentopname.
Na de wederopbouw van (juridisch) Nederland komt in de jaren-70 het moment van zelfkritiek en bezinning op de verdere toekomst van het notariaat in de veranderde maatschappij. Het rapport Bosboom + Hegener uit 1972 geeft een goede analyse van de situatie van dat moment. 6. Enkele bijzondere bijeenkomsten.
Hier beschrijft de auteur een aantal congressen en symposia die naar zijn mening symptomatisch zijn voor de ontwikkelingen in de beschreven periode. Voorbeelden zijn de bijeenkomsten “Vennootschapsrecht in EG-perspectief” en “Symposium samenlevingsvormen” beide gehouden in 1993 in het kader van het 150-jarig bestaan van de KNB.
7. Maatschappelijke kritiek.
We weten allemaal dat sedert het begin van de jaren tachtig het eerbiedwaardige notariaat steeds meer onder vuur is komen te liggen van allerlei vormen van kritiek vanuit de samenleving. Hoe het notariaat daarmee is omgegaan verhaalt dit hoofdstuk op boeiende en aanschouwelijke wijze.
8. Van de opdracht aan Meijers (1947) tot de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (1992) en het nieuwe erfrecht (na 2000).
Dit hoofdstuk lijkt op het eerste gezicht enigszins uit de toon te vallen bij de rest van het boek. Het gaat hier in de eerste plaats om de vernieuwing van de onderdelen van het recht die voor het notariaat van belang zijn en niet zozeer over het notariaat zelf. De auteur brengt echter weldegelijk de verbinding met het eigenlijke thema van zijn verhaal tot stand door steeds aan te geven welke invloed het notariaat op de vorming van het nieuwe recht heeft gehad. Die blijkt aanzienlijk te zijn geweest.
9. De invloed van de politiek.
De politiek heeft zich vooral in de laatste decennia actief met het notariaat bemoeid. Het vestigingsbeleid en vooral de strijd om de tarieven liggen nog vers in het geheugen. Vóór de jaren-90 was die bemoeienis duidelijk minder, maar ook toen ontbrak zij niet. De invoering van de universitaire studie en de leeftijdsgrens in de jaren-50 waren uiteindelijk politieke beslissingen.
10. Van het ontwerp Krootjes (1951) tot de invoering van de nieuwe notariswet (1999).
Dat de nieuwe notariswet geen plotselinge opwelling van wetgevende vernieuwing is geweest weten wij allen. Maar niet iedereen zal zich er (nog) van bewust zijn dat er in het begin van de jaren-50 al een eerste ontwerp het licht zag, niet als officieel wetsvoorstel maar als particulier initiatief van het notariaat zelf. Dat het Latijnse notariaat met zijn hybride karakter van openbaar ambt en vrij beroep bij iedere discussie over zijn structuur heen en weer getrokken wordt tussen de beide uitersten, volledig staatsambt en volledig vrij beroep, is zo oud als het notariaat zelf. Dat die discussie tot nu toe uiteindelijk iedere keer opnieuw weer uitmondt in behoud van het Latijnse model zegt wel iets over de waarde van dat model. Misschien is het wel juist deze ongrijpbare en onbegrijpelijke dubbelheid, die enerzijds steeds weer vragen oproept, maar die tegelijk de kracht van het beroep/ambt vormt, waardoor het de unieke functie kan vervullen van brug over de kloof tussen publiek- en privaatrecht. Wie weet ontleent het notariaat ook juist aan die tweeslachtigheid zijn elasticiteit. Ook hier zien wij de discussie in een stroomversnelling geraken vanaf de jaren-70. Het proefschrift van G.C. Kok uit 1971, waarin het vrije notariaat wordt bepleit, kan als het startsein worden beschouwd.
11. Taakverdeling en werkzaamheden op het notariskantoor.
Dit is een van de amusantste gedeelten van het boek. Citerend uit de ‘Herinneringen van A.G.Lubbers jr aangevuld met autobiografische notities over het kantoor waar Van Velten zelf als kandidaat begon roepen een mooi beeld op van de personele samenstelling en de werkverdeling op een stadskantoor uit het einde van de jaren-60. Hier komt de voormalige ‘minuutschrijver’ die vanwege introductie van de typemachine was om-geschoold tot telefonist ten tonele. Verder wordt de veranderde positie van de kandidaat en vooral ook van de notarisklerk geschetst.
12. De invloed van de automatisering: van automatische schrijfmachine tot elektronisch aanleveren en digitale ondertekening.
Het is duidelijk waar dit hoofdstuk over gaat. Wat de titel niet direct doet vermoeden is dat ook de stijl van het kantoorinterieur aan de orde komt. De schitterende foto (nr.15A) van de Amsterdamse notaris M.J.Meijer achter zijn schrijfbureau op zijn kantoor aan de Keizersgracht met het schuin invallende licht als op een schilderij van Vermeer ademt de serene sfeer van de notariskamer uit de tijd dat het personeel zijn werk moest verrichten in “smakeloze donkere en ongerieflijke werkruimten”. Wat een verschil met de “luxe en supermoderne apartigheden” van het glossy maar vaak wat steriele notariskantoor van vandaag!
13. Schaalvergroting: de fusies en samenwerkingsvormen van 1970-2000 en hun gevolgen voor het notariaat.
Ook dit opschrift is duidelijk. Het is het verhaal van de opkomst van de associatie, over de opmars van de Angelsaksische law firms en van de grote accountants-kantoren en de vragen die dit heeft opgeroepen voor het functioneren van de notaris, waarbij het nog maar de vraag is of “de” notaris eigenlijk nog wel bestaat. Het is de successtory van het notariaat dat is meegegaan in de vaart van de nieuwe tijd. Het is ook het verhaal over hoe notaris Eenpitter, souverein op “zijn” kantoor, (ver)werd tot notaris Compagnon, partner in een mono- of multidiciplinaire maatschap. De laatste kan het lot treffen dat hij ieder jaar weer met spanning moet afwachten of zijn declarabele uren en zijn omzet wel voldoen aan een voortdurend langer wordende maatlat. Het gevolg is ondermeer dat sommige notarissen zich niet meer kunnen ‘veroorloven'(!) om de familiepraktijk nog te beoefenen. Deze keerzijde wordt overigens door Van Velten niet aan de orde gesteld. Waarschijnlijk vond hij dat te wrang voor een jubileumboek waarin nu eenmaal de jubel de boventoon voert. Als er één onderwerp is dat aangeeft hoe snel de ontwikkelingen gaan is het wel dit. Sommige van de grote kantoren die worden genoemd zijn inmiddels alweer uiteengevallen, de opmars van de Anglo-Amerikanen begint op een afmarcheren te lijken en de penetratie van de grote accountantskantoren in de juridische dienstverlening blijkt niet steeds het succes te hebben dat ervan werd verwacht.
Van Velten heeft zich er niet aan gewaagd om de gesignaleerde ontwikkelingen te becommentariëren, te analyseren en door te trekken naar de toekomst. Hij stelt zich meer op als een kroniekschrijver dan als een geschiedschrijver, die zijn persoonlijke visie op de beschreven gebeurtenissen geeft. Hij laat dat over aan de lezer. Het persoonlijke van het boek is gelegen in de keuze van de onderwerpen, in de eigen herinneringen en in de verteltrant van de schrijver.
Ik geloof dat dit een verstandige keuze is geweest. Het gaat om relatief recente ontwikkelingen die veel lezers voor een deel zelf hebben meegemaakt. Zij worden geprikkeld om al lezende, mede aan de hand van hun eigen ervaringen, zelf hun (waarde)oordelen en visie op te toekomst te ontwikkelen.
6. Besluit
Van Velten heeft een mooi boek geschreven. Voor zure opmerkingen over verkeerde citaten en betweterige commentaren op de opvattingen van de schrijver is voor de recensent hier (gelukkig) geen plaats. Iedereen die ook maar enigszins betrokken is bij het notariaat moet dit boek lezen. Hij/zij zal er veel plezier aan beleven; het is bepaald geen droge kost. Leg het vast klaar bij de vakantiespullen. Of misschien nog beter, leg het op uw nachtkastje en lees iedere avond voor het slapen gaan een hoofdstukje. Na veertien nachtjes slapen hebt U een goed beeld van de ontwikkelingen die ons beroep in de afgelopen decennia heeft doorgemaakt en die in hoge mate de toekomst ervan zullen bepalen.
H.W. Heyman