Gezag over minderjarigen
ISBN: 9789013055108
Ars Notariatus 139, XI + 102 pag.
Gezag, wie, wat en hoe?
Al sedert mijn studietijd heeft het onderwerp gezag mij gefascineerd. In die tijd, de tachtiger jaren van de vorige eeuw, was het gezamenlijk ouderlijk gezag slechts voorbehouden aan met elkaar gehuwde ouders. Buiten huwelijk bestond slechts de mogelijkheid van eenhoofdige (ouder)voogdij. Toen het huwelijk uit de mode begon te raken en diverse alternatieve leefvormen ontstonden, werd het tijd voor modernisering van het gezagsrecht. In 1984 begon het wettelijk systeem barsten te vertonen met een uitspraak van de Hoge Raad, gevolgd door de zogenaamde ‘lentebeschikkingen’ in 1986. Als gevolg van deze rechtspraak werd het mogelijk dat het gezamenlijk ouderlijk gezag onder bepaalde voorwaarden ook na echtscheiding van de ouders kon worden voortgezet en dat ook niet met elkaar gehuwde ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk konden uitoefenen. In de daarop volgende jaren zwaaide de deur wagenwijd open om het ook voor de partner van de juridische ouder mogelijk te maken om samen met die ouder het gezamenlijk gezag uit te oefenen over kinderen die door beiden werden verzorgd en opgevoed.
Als wetenschappelijk medewerker bij de Nederlandse Gezinsraad ben ik in de jaren negentig betrokken geweest bij de totstandkoming van diverse adviezen waarmee die mogelijkheden tot gezagsverkrijging van anderen dan de juridische ouders verder werden uitgebreid. Aan de vanzelfsprekendheid waarmee een van de ouders in geval van echtscheiding het ouderlijk gezag verloor, kwam in 1998 definitief een einde. De wetgever bepaalde toen dat gezamenlijk ouderlijk gezag na echtscheiding voortaan gewoon zou doorlopen en alleen als het belang van het kind dat zou vergen, zou dat gezamenlijke gezag kunnen worden omgezet in eenhoofdig gezag. In 2001 volgde de invoering van het ontstaan van gezamenlijk gezag van rechtswege voor anderen dan de met elkaar gehuwde juridische ouders, zoals bijvoorbeeld voor de duo-moeders binnen wier relatie een kind werd geboren. Deze nieuwe mogelijkheden vormen weliswaar een belangrijke bijdrage aan de gelijke behandeling van alternatieve leefvormen, doch kwamen de inzichtelijkheid van het gezagssysteem bepaald niet ten goede. Waar een advocaat of notaris die wilde weten onder wiens gezag een kind stond vroeger slechts behoefde te weten of de ouders van een kind met elkaar gehuwd waren om voor mogelijke bijzonderheden nog slechts het gezagsregister te hoeven checken, dient hij thans betrokkenen uitvoerig te ondervragen. Als de ouders niet met elkaar gehuwd zijn, hebben zij dan wellicht een geregistreerd partnerschap gesloten? Is het kind dat binnen de relatie van twee vrouwen is geboren voor of na de huwelijksvoltrekking ter wereld gekomen? De antwoorden op deze vragen bepalen veelal tevens het antwoord op de vraag onder wiens gezag het kind staat. Gegevens vragen uit het gezagsregister geeft dat antwoord immers niet altijd, omdat in het gezagsregister niets vermeld staat over gezag dat van rechtswege is ontstaan. De complexiteit van het huidige systeem vergt derhalve van de juridische beroepsbeoefenaar een grondige kennis van het gezagsrecht. En dan hebben we het nog niets eens over de kennis van andere spelers in het veld, zoals artsen die bij een kind een bepaalde medische behandeling willen verrichten en omdat de gezagsdrager daarvoor toestemming moet geven dan geacht worden precies te weten aan wie die toestemming gevraagd moet worden. Is dat de pleegouder die met het kind bij de dokter komt of de moeder met wie het kind regelmatig contact heeft of ook de vader, die het kind al jarenlang niet meer gezien heeft?
In de hoop in elk geval voor juridische beroepsbeoefenaars een grondig overzicht te geven van alle verschillende regelingen en mogelijkheden, inclusief de valkuilen die in het juridische systeem zijn ontstaan, is in het voorjaar van 2008 in de serie Ars Notariatus Gezag over minderjarigen verschenen.
Lies Punselie