L.C.A. Verstappen, De pracktycke van de notaris. Een notariële idylle en haar nuchter slot
Kluwer 2001
ISBN: 90 268 3789 5
Een van de verplichte nummers van een pas benoemde hoogleraar is de oratie, ook wel de inaugurele rede. De aanstormende academicus die wil promoveren moet zich eerst invechten vooraleer hij zich tot het gilde van de doctoren in deze of gene geleerdheid mag rekenen. Hij zal zijn werk moeten verdedigen tegen de soms vlijmscherpe aanvallen die hem vanuit de corona treffen. Het bijzondere van de oratie is nu dat de orator juist niet wordt tegengesproken. Ex cathedra worden de waarheden van de orator de wereld in geslingerd. Of dat voor de ware wetenschapper bevredigend is, waag ik te betwijfelen. Met de oratie begint wellicht al de academische aderverkalking.
De oratie is een soort “mission statement”, waarin de betreffende ordinarius in een openbare les zijn opvattingen te berde mag brengen. Het liefst zodanig, dat de geïnteresseerde familie en vrienden er ook nog iets van begrijpen. Tegelijk moet het een spitsvondig stuk zijn, waarin als het even kan, nieuwigheden staan. Het ergste wat een oratie kan overkomen is dat het werk wordt doodgezwegen.
En dan de kledij. Toga, bef en baret. Elke universiteit haar eigen model. Meestal zwart, soms met kleur, zoals de Maastrichtse toga. Indachtig het in vergelijking met het bedrijfsleven bescheiden salaris, doet het goed te weten dat deze academische overall in ieder geval fiscaal aftrekbaar is. Anders dan de overall zal een doorsnee toga waarschijnlijk niet de ARBO-toets doorstaan. Het ding blijft overal aan haken met die wijde mouwspijpen en op de trap moet je oppassen dat je niet op je eigen toga struikelt. De Groningse toga heeft trouwens uitstekende ventilatieopeningen. De mouwen, die per definitie te lang voor de armen zijn, zijn op de ellebogen half open. Zo kunnen de armen halverwege uit de mouwen sluipen hetgeen wat gemakkelijker is als er onverhoopt geschreven moet worden. De mouwen van de toga bungelen er dan halverwege maar wat bij.
Voorafgaande aan de oratie wordt de orator formeel opgenomen in de senaat van de universiteit. Dat gebeurt door een korte vergadering van de senaat, waarin de orator wordt geïntroduceerd en wat dagelijkse ditjes en datjes worden geregeld. Dan volgt de optocht. De aula van de Rijksuniversiteit Groningen bevindt zich in het midden van het gebouw. Vanuit de ene vleugel van het gebouw het College van Bestuur waardig het cortège van hoogleraren tegemoet dat van de andere vleugel richting ingang aula komt met de pedel voorop. Bij de ingang aangekomen krijgt het College van Bestuur voorrang. De symboliek druipt er vanaf. De orator beklimt kansel en de hoogmis van de wetenschap kan beginnen. De mores schrijven voor wanneer de baret op en af moet. Paps en mams stralen vol trots om hun jongen. Een traantje wordt weggepinkt. Geheel tegen alle academische voorschriften in (kinderen beneden zes jaar mogen in Groningen geen academische plechtigheden bijwonen), hebben Sylvia, mijn vrouw, en ik onze dochter Marieke, toen anderhalf jaar oud, meegenomen. Sylvia houdt haar bezig met een Albert-Heijn tas vol speel- en snoepgoed. Eén keer hoort de zaal Marieke’s stemmetje: Papa!, roept ze. Ik zwaai terug.
Het allerbelangrijkste van de oratie is het einde. Daar waar de bedankjes worden uitgedeeld. Wie in welke volgorde en met welke bewoordingen wordt bedankt, moet zorgvuldig worden overdacht. Ik heb in dat stuk mijn eigen gezin plechtig beloofd de volgende vakantie geen laptop mee te nemen. Aan die belofte werd ik nadien erg vaak herinnerd. Mijn schoonzus had na de rede verklaard een schoen op te zullen vreten als ik mij inderdaad aan die belofte zou houden. Ik heb de belofte gehouden. De laptop bleef thuis, maar een schoen heeft ze bij mijn weten niet opgevreten. Intussen had ik me wel een handcomputer aan geschaft en die is wel meegegaan.
L.C.A. Verstappen
Groningen