Kluwer 2002
ISBN: 90 268 3968
Oratie KUB Tilburg
Inleiding
Alain Verbeke heeft een boeiende, soms tot tegenspraak prikkelende oratie gehouden waarbij hij onmiddellijk aan het begin al laat zien hoe dit onderwerp ons allen persoonlijk raakt en de inhoud gekleurd wordt met maatschappelijke opvattingen. De probleemstelling wordt door hem namelijk geschetst door een hypothetische situatie binnen het gezin Verbeke.
“Mag ik vrij beslissen om vrijwel niets van mijn bezittingen na mijn overlijden te vermaken aan mijn echtgenote Els en mijn kinderen Alexander, Charlotte en Jan Willem? Mag ik via schenking en testament bewerkstelligen dat bijna geheel mijn vermogen toekomt aan het Rode Kruis en de Stichting KU Brabant?”
Aan het slot van zijn oratie wordt bevestigd dat het inderdaad slechts om een hypothetische situatie gaat met de woorden ‘zij (vrouw en kinderen TM) tonen iedere dag weer waar het echt over gaat en maken al het overige eigenlijk overbodig’.
Ik zal mij bij deze bespreking beperken tot vooral de erfrechtelijke kant van de beschikkings-vrijheid, hoewel Verbeke op huwelijksvermogensrechtelijk gebied ook tot interessante uit-spraken (dwingendrechtelijke regels) komt. Ik zal daarbij de drie rechtsvergelijkende types van “legitiemes” die Verbeke onderscheidt aanhouden als uitgangspunten bij mijn bespreking. Deze drie types zijn volgens Verbeke de Romaanse traditie, de Germaanse en Scandinavische traditie en tot slot de Anglo- Amerikaanse traditie.
Met deze driedeling corresponderen de kwalificaties die Verbeke aan de desbetreffende tradi-tie geeft, te weten:
# – Leve de legitieme in de Romaanse traditie
.
# – De legitieme ontbloot in de Germaanse en Scandinavische traditie.
# – De legitieme dood in de Anglo-Amerikaanse traditie.
Leve de legitieme
Verbeke wijst er in hoofdstuk 2 op dat het erfrecht van bloed is doordrenkt. Bloedverwant-schap – in en buiten huwelijk – is daarbij uitgangspunt. Hij toont hierbij aan dat het argument dat een van de rechtvaardigingen van de legitieme portie is dat zij tot een gelijke behandeling van de kinderen leidt, onjuist is.
Wat gelijk lijkt (ieder een even groot deel van de nalatenschap) is dat vaak juist niet, bijvoor-beeld omdat giften in natura (oppassen) vaak niet worden verdisconteerd.
De legitieme ontbloot
Verbeke constateert in hoofdstuk 3 dat er een tendens waarneembaar is in een, zoals hij dat noemt, operatie ‘striptease’. Allereerst ziet hij die tendens in de Germaanse en Scandinavische traditie, waar hij een afbouw van de legitieme constateert. Maar zelfs in de Romaanse traditie bij landen als België, Frankrijk en Luxemburg is enige evolutie aan de gang, die altijd teweeg brengt dat de positie van de langstlevende sterker wordt (legitieme, reserve) ten koste van de kinderen. Nederland wordt door Verbeke als overloper van de Romaanse naar de Germaanse traditie beschouwd. De invloed van de Germaanse traditie kan niet ontkend worden, immers in het nieuwe Nederlandse erfrecht wordt de bloedband van veel geringere betekenis en ruk-ken de langstlevende tezamen met de stiefkinderen op. Bovendien is de legitieme als concur-rente vordering rechtstreeks aan het Duitse Pflichtteil ontleend. Verbeke concludeert op blz. 37 van zijn oratie dat de legitieme – ook in de Romaanse traditie – evalueert naar een gezinslegitieme. Dat laatste vraag ik mij af. De evolutie, zo men dan dat zo zou betitelen, ziet men veeleer in de bescherming van de langstlevende desnoods ten koste van de andere gezinsleden, dan van het gezin.
De legitieme dood
Uitgebreid staat Verbeke stil bij de vraag naar de wenselijkheid van de legitieme. Allereerst benadert hij het bestaansrecht van de legitieme uit rechtsvergelijkend perspectief. Zijn conclu-sies zijn interessant.
Zijn eerste conclusie luidt dat de legitieme geen noodzakelijke rechtsfiguur is.
Zijn tweede conclusie is dat de comparatieve rondblik ons leert dat er ook in de continentale rechtstraditie, waar de legitieme wordt beschouwd als onmisbaar goed, een onmiskenbare tendens bestaat in de richting van uitholling en ontbloting van de conservatieve bloedverwan-ten-legitieme in natura.
Als derde conclusie poneert hij dat in alle stelsels, of ze nu de legitieme kennen of niet, een duidelijke tendens merkbaar is in de richting van bescherming van de langstlevende echtgenote.
Zijn slotconclusie is dat de belangenafweging tussen beschikkingsvrijheid en belangen van de nabestaanden ook op een andere manier via de legitieme kan worden gerealiseerd, waarbij hij de fundamentele vraag aan de orde stelt of de legitieme een voldoende genuanceerde en aan-vaardbare oplossing biedt voor deze belangenafweging.
Met deze conclusies is hij dan inmiddels aangekomen bij hoofdstuk 5, waarin hij zoekt naar bescherming van de echtgenoot “leve de echtgenoot”, hetzij via het huwelijksvermogensrecht, hetzij via het erfrecht.
In hoofdstuk 6 zoekt Verbeke naar de balans tussen beschikkingsvrijheid en verantwoordelijkheid.
Hij stelt daarbij dat de fundamentele kernvraag is en blijft hoe het best de belangenafweging tussen de beschikkingsvrijheid over “mijn” vermogen en belangen van dierbaren ten aanzien van dit vermogen kan worden doorgevoerd. Wils- en beschikkingsvrijheid moeten daarbij volgens Verbeke in beginsel worden gerespecteerd. Onder bepaalde voorwaarden kan worden aanvaard dat de erflater tegenover bepaalde personen een verantwoordelijkheid heeft, die met zich meebrengt dat zijn beschikkingsvrijheid daarvoor moet wijken. Er moet dan volgens Verbeke in de lijn van de constante rechtspraak van het EHRM worden voldaan aan het dubbele vereiste van wettelijke en verantwoorde grondslag en proportionaliteit, waarmee bedoeld wordt dat inbreuk op “mijn” beschikkingsvrijheid op grond van een verantwoorde grondslag toelaatbaar is in de mate dat dit nodig is om de doelstelling van genoemde grondslag tot stand te brengen.
Met deze uitgangspunten gewapend meent Verbeke dat de langstlevende een dergelijke aanspraak heeft, zelfs een dwingendrechtelijke. Deze dwingendrechtelijke aanspraak is gerela-teerd aan het huwelijk en moet daarom via Verbeke gerealiseerd worden via het huwelijks-vermogensrecht en niet het erfrecht. Naar de mening van Verbeke is hier de legitieme niet vereist, of om in de woorden van Verbeke te blijven ‘een negentiende-eeuws blind kanon dat al te vaak zijn doel voorbij schiet’.Verbeke concludeert hier dan ook dat de legitieme beter kan worden afgeschaft.
De toekomst van de legitieme
Is de legitieme onder het nieuwe erfrecht voldoende ontbloot of misschien zelfs te veel of kan zij maar beter – zoals Verbeke belieft – helemaal verdwijnen?
Het valt op dat Verbeke het in zijn oratie vrijwel uitsluitend heeft over de positie van de langstlevende en de kinderen. Wat rechtens zou moeten zijn als de langstlevende uit beeld is, komt minder duidelijk naar voren.Vanuit dat perspectief bezien is Verbeke redelijk tevreden met de nieuwe Nederlandse regeling. Immers, wat kan de langstlevende nog meer wensen?
Tot het overlijden van de langstlevende hebben de kinderen toch niet meer dan een verwachting dat zij iets krijgen. De Nederlandse regeling slaat wat dat betreft mijns inziens door daar met betrekking tot de legitieme de langstlevende levensgezel die net het nest is binnengelopen dezelfde bescherming te bieden als de jarenlang zorgzaam geweest zijnde echtgenoot. Maar goed, dat zij zo. De vraag is of deze legitieme nog verder afgeroomd dient te worden of ge-heel dient te verdwijnen. Het enige daadwerkelijke steekhoudende argument daarvoor is naar mijn mening: “de volledige beschikkingsvrijheid van de erflater”. Alle andere argumenten die de afgelopen jaren, zelfs in de oratie van Verbeke genoemd, snijden geen hout: verzorging van de langstlevende wordt niet belemmerd door de legitieme, de bedrijfsopvolging ondervindt geen noemenswaardige hinder meer van de legitieme. Zo men de drugsverslaafde zoon wil beschermen of beter nog het geld van de nalatenschap, dan kan dat.
De rechtsvergelijkende beschouwingen van Verbeke tonen aan dat – afgezien van de An-gelsaksische landen – de ons omringende Europese landen alle een – weliswaar soms wat ge-moderniseerde – legitieme hebben. Mocht het ooit tot een Europese familierecht komen – ik denk dat we daar overigens zeker wat het erfrecht betreft nog ver vanaf zijn – dan past daar een moderne legitieme bepaling in, eenvoudigweg omdat dat binnen de Europese continentale rechtsovertuiging, anders gezegd traditie, past. Het is te simpel dit argument samen te vatten met: de legitieme moet blijven omdat het altijd al zo geweest is. Zo er een grondslag voor af-schaffing van de legitieme is, dan past het totaal afschaffen niet binnen het door Verbeke ge-poneerde proportionaliteitsbeginsel. En eerlijk gezegd moet ik er niet aan denken dat we als alternatief dwingendrechtelijk huwelijksvermogensrecht krijgen. Dit is wellicht gezien de huidige huwelijksvoorwaardenpraktijk nog meer in strijd met de in Nederland levende rechts-overtuiging dan de afschaffing van de legitieme.
Maar ik geloof dat Verbeke zich wel thuis voelt bij de nieuwe regeling van de Nederlandse legitieme waarbij hij constateert dat met “deze hervorming de juiste weg is ingeslagen”. Ver-volgens kondigt hij aan een brug te willen slaan tussen de Nederlandse en Belgische rechts-cultuur. Ik zou daar een groot voorstander van zijn. Zou in dat beeld niet passen in België een pleidooi voor de Nederlandse legitieme te houden?
T.J. Mellema-Kranenburg