Foto H. den Heijer.jpgH.J. den Heijer, De geoctrooieerde compagnie.
De VOC en de WIC als voorlopers van de naamloze vennootschap
Kluwer 2005
ISBN: 9013022847
Ars Notariatus 128, XI en 264 pag.
Een boek schrijven over de ontwikkeling van de naamloze vennootschap in de vroegmoderne tijd; wie mij tien jaar geleden had voorspeld dat ik mij daar ooit aan zou wagen, zou ik hoofdschuddend en ongeloofwaardig hebben aangekeken. Nog geen vijf jaar later vroeg mijn promotor J.R. Bruijn of ik interesse had in een studie naar de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) als voorloper van de huidige NV. Bruijn op zijn beurt had van de Stichting tot Bevordering der Notariële Wetenschap het verzoek gekregen om eens uit te kijken naar een maritiem historicus, die een dergelijk onderzoek zou kunnen en willen uitvoeren. Op het moment van zijn vraag had ik mijn onderzoek naar de Atlantische tegenhanger van deze onderneming, de West-Indische Compagnie (WIC), net afgerond. Tijdens die studie, die ging over de Nederlandse handelsrelatie met West-Afrika, had ik mij in enkele institutionele aspecten van de WIC verdiept en mij afgevraagd of deze vroegmoderne compagnie nu een private onderneming, dan wel een verlengstuk van de staat was geweest. Het viel mij daarbij op dat slechts weinigen onderzoek hadden gedaan naar de relatie tussen de aandeelhouders, de bewindhebbers en de overheid.
Mijn interesse was gewekt en het verzoek van Bruijn kwam dan ook zeer gelegen. Hij bracht mij in contact met de Stichting die voor deze studie een commissie samenstelde, bestaande uit A.Fl. Gehlen, P.H.M. Gerver, P.L. Nève en L. Noordegraaf, die het onderzoek hebben begeleid. Maar onderzoeken hebben iets gemeen met naamloze vennootschappen: zonder “risicodragend” kapitaal kunnen zij niet bestaan. De Vereniging Formaat Notarissen was bereid om als “aandeelhouder” op te treden. Dankzij haar financiële steun kon deze studie worden voltooid. Nu maar hopen dat het dividend in de vorm van dit boek de aandeelhouder tevreden stelt. Waar gaat ten slotte deze studie over?
De VOC en de WIC waren de grootste handelsondernemingen van hun tijd die ook nu nog tot de verbeelding spreken. In de media, maar ook tijdens congressen, wordt de VOC vaak als een “moderne onderneming” gepresenteerd; een multinational avant la lettre en grondlegger van de naamloze vennootschap. Naarmate de belangstelling voor de Compagnie toenam, vervaagden de grenzen tussen heden en verleden; de VOC evalueerde van een voorloper tot een volwaardige NV. In 2002, het jaar waarin werd herdacht dat de VOC vierhonderd jaar geleden was opgericht, werd de moderniteit van deze onderneming herhaaldelijk benadrukt.
De centrale vraag die aan De geoctrooieerde compagnie ten grondslag ligt is: in hoeverre waren de VOC en de WIC voorlopers of grondleggers van de moderne NV? Die vraag is niet nieuw. In Nederland hadden de rechtshistorici S. van Brakel en J. van der Heijden zich reeds in 1908 over die vraag gebogen. Zij concludeerden destijds dat de compagnieën niet helemaal vergelijkbaar waren met moderne NV’s, maar daar wel sterk op leken. Als rechtshistorici waren zij vooral geïnteresseerd in de juridische ondernemingsvorm van de compagnieën. In De geoctrooieerde compagnie heb ik gekozen voor een meer institutionele invalshoek. Daarin worden de drie belangrijkste partijen – de aandeelhouders, de bewindhebbers en de overheid – aan een nader onderzoek onderworpen. Zij worden elk afzonderlijk belicht, maar tevens wordt ingegaan op hun onderlinge relaties en de wijzigingen die daarin hebben plaatsgevonden. Als het gaat over aandelen, beperkte aansprakelijkheid en de compagnie als rechtspersoon, lijken de compagnieën inderdaad sterk op NV’s. Maar welke regering zou in haar naam private ondernemingen soevereine rechten laten uitoefenen, zoals dat bij de VOC en de WIC het geval is geweest? In dit boek heb ik geprobeerd duidelijk te maken in hoeverre de compagnieën wel en in hoeverre zij niet als voorloper van de naamloze vennootschap beschouwd kunnen worden.
Henk den Heijer
Den Haag,